Afgelopen twee jaren was de luizendruk in de consumptieaardappelen in Noord-Holland zo laag dat het niet nodig was om in te grijpen.
Matthijs Maat, deelnemer van het project FAB+ uit de Haarlemmermeer, roept op om kritisch te blijven monitoren: “We hebben al jaren weinig last van luis in consumptieaardappel. Maar ik blijf alert: volgend jaar zou het opeens weer een drama kunnen zijn.”
Ontwikkeling plagen
De ontwikkeling van plagen is ieder seizoen spannend en niet te voorspellen. Sommige akkerbouwers kiezen er, net als de deelnemers van het FAB+ project, voor om akkerranden of andere landschapselementen aan te leggen. Onder andere om zoveel mogelijk natuurlijke vijanden naar hun gewas te lokken. Maar hoe weet je of zij hun werk doen? Zelf de aardappels ingaan om te kijken is van cruciaal belangen”, aldus projectleider Tamar de Jager (LTO Noord). Maar waar let je op? De vaste waarnemer in het veld Kees Kooistra deelt zijn ervaringen.
“Tijdens het waarnemen let ik op vorm en kleurafwijking van de bladeren. Bijvoorbeeld puntjes op het blad of bladeren die om beginnen te krullen. Dit zijn vaak signalen dat er zuigschade optreedt van insecten. Grote gaten in het blad duiden vaak op vraatschade van grotere insecten.”, legt Kees uit. “Tijdens het waarnemen ben ik met name gefocust op luizen, coloradokevers en natuurlijke vijanden. Coloradokevers zitten vaak bovenin de plant en zijn makkelijk te spotten. Met name de rood-zwarte larven vallen goed op. Eitjes zitten vaak onderin de plant aan de onderkant van het blad. Ze zijn ovaal van vorm en oranje van kleur en zitten vaak in groep van 20 tot 50 eitjes bij elkaar.”
Goede en slechte insecten onderscheiden
Het is volgens Kees niet zo ingewikkeld om het verschil tussen goede en slechte insecten te zien. “Met een klein beetje ervaring zie je het verschil tussen deze insecten wel. Bij aardappels gaat het name om luizen en coloradokevers en deze lijken totaal niet op lieveheersbeestjes, gaasvliegen, zweefvliegen, loopkevers of spinnen. Enige verwarring zou kunnen ontstaan bij de eitjes van lieveheersbeestjes en coloradokevers. Deze zijn bijna identiek en verschillen alleen iets qua kleur. Bij twijfel neem ik het blaadje mee, houd ik het vochtig en wacht tot de eitjes uitkomen. Dan is het verschil goed te zien.”
Natuurlijke vijanden in de praktijk
Hoe lang het duurt voordat de natuurlijke vijanden aan het werk gaan, vindt Kees een moeilijke vraag om te beantwoorden. “Dit hangt van zoveel factoren af. Het verschilt per plaag en per stadium van het gewas. Er zijn schadedrempels vastgesteld per gewas, op basis waarvan je kunt beslissen of je moet ingrijpen of nog even geduld kunt hebben.”
Zelf aan de slag met scouten
Nu komen er waarnemers van het project langs, maar als het project afgelopen is, zijn de akkerbouwers weer aangewezen op hun eigen waarnemingen. De Agrarisch Natuurvereniging Oost-Groningen maakte in 2019 een app en een praktische handleiding voor geïntegreerde gewasbescherming met daarin tips en tricks om zelf te gaan monitoren.
FAB+
Het project FAB+ is een samenwerking van verschillende partijen, waaronder de WUR, LTO Noord, NFO, KAVB, IRS, Suiker Unie, Mans Weert, Boltha, BO Akkerbouw, The Greenery en LTO Nederland. Die de inzet van natuurlijke plaagbestrijders proberen te verbeteren in verschillende teelten zoals aardappels, uien, appels, peren, lelies en suikerbieten. LTO Noord is hierin de trekker van de pilot akkerbouwgewassen, waarin ingezet wordt op het delen van bestaande kennis en verzamelen van nieuwe kennis door experimenten in aardappels en uien. Het overkoepelend doel van de verschillende pilots is om een gebruiksvriendelijke tool te ontwikkelen voor boeren en tuinders voor de inzet van natuurlijke plaagbestrijders.
Bron: LTO Noord