Klimaatverandering kan leiden tot nieuwe, exotische ziekten en plagen. Maar als de agrarische bedrijven hun gewassen en vee goed monitoren, en bijvoorbeeld slim rassen kiezen, kunnen ze de gevolgen van klimaatverandering aan. Dat betogen de wetenschappers van Wageningen UR in hun bijdrage aan het rapport ‘Aanpassen aan klimaatverandering: kwetsbaarheden zien, kansen grijpen’, dat is gepubliceerd door het Planbureau voor de Leefomgeving.
Nederland moet zich aanpassen aan de opwarming van de aarde. Daarbij baren vooral de voorspelde extremere weersomstandigheden zorgen. Aanhoudende regens bijvoorbeeld. Of langdurige droogte of heftige windvlagen. Het KNMI verwacht komende dertig jaar twee tot drie keer zo vaak een hittegolf, en ook vaker een warme winter. Reden waarom het ministerie van Infrastructuur en Milieu aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vroeg om een risico-analyse voor zeven sectoren op te stellen. Op 24 maart presenteerde PBL zijn rapport. Ben Schaap, Pytrik Reidsma, Herman Agricola en Jan Verhagen van Wageningen UR voerden de analyse uit voor de Nederlandse land- en tuinbouwsector.
Nederlandse landbouw robuust
Onderzoeksleider Ben Schaap is optimistisch over het ‘Nederlandse’ aanpassingsvermogen. "De Nederlandse land- en tuinbouw is, vergeleken met die in veel andere landen, robuust", zegt hij. "De telers hebben de technieken en kennis in huis om het ook onder buitensporige weersomstandigheden goed te blijven doen."
Druppelirrigatie en GPS
Om in droge tijden water te besparen kunnen telers bijvoorbeeld druppelirrigatie inzetten. Daarbij geven ze heel precies zoveel water bij de wortel als nodig is. Ook kunnen ze GPS-gestuurde landbouwmachines inzetten die alleen rijden over vaste rijpaden. De zaaibedbodem, die zo geen zware machine hoeft te dragen, blijft dan los en luchtig. Op zulke bodems spoelt bij slagregens minder aarde weg, en houden in droge periodes de zaaibedden meer water vast. Daarnaast kunnen resistentere rassen helpen. Bijvoorbeeld aardappelrassen die in warme zomers minder snel doorwas (misvormingen) vertonen, of uienrassen die in natte zomers minder snel door valse meeldauw worden aangetast.
Nieuwe ziekten en plagen
Het grootste risico lijken voor Nederland nieuwe ziekten en plagen te worden. Warmte-minnende bacteriën, aaltjes of bladluizen met virussen die nu nog weinig kans maken, kunnen in hete zomers wel ineens de kop op gaan steken. "Nieuwe ziekten en plagen kunnen vooral in de intensieve veehouderij snel om zich heen grijpen", zegt Schaap. Als voorbeeld geeft hij de uitbraak van Q-koorts in de geitenhouderij zeven jaar geleden. Inmiddels is er wel een vaccin tegen, maar de eerste jaren heeft het uitbreken ervan tot veel schade, en ernstige ziekteverschijnselen geleid bij omwonenden; klimaatverandering kan de omvang van zo’n uitbraak vergroten. Monitoring en beheersing van nieuwe ziektes en plagen, middels bijvoorbeeld het op tijd weghalen van besmette dieren of planten, kan een uitbraak voorkomen.
Samenwerking overheden en sectoren
Volgens de onderzoekers is deze monitoring een taak voor overheden, samen met de verschillende sectoren. Daarnaast bepleiten de onderzoekers het meenemen van de landbouwbelangen bij klimaataanpassende maatregelingen op andere plaatsen in de maatschappij, zoals rondom dijkverzwaring, waterberging, natuurbeheer en verzilting. Schaap: "Voor ondernemers zijn ook heldere afspraken met de Waterschappen belangrijk, bijvoorbeeld over het peilbeheer. Hierop kunnen ze dan hun bedrijfsvoering aanpassen."
Foto: Raymond Klaassen
Meer informatie
Wageningen Universiteit
W.: www.wageningenur.nl