Akkerbouwer Jan van der Slik heeft de afgelopen tijd diverse percelen ingezaaid met groenbemesters. Als adviseur akkerbouw bij Mol Agrocom heeft hij meerdere keren gezien dat dit een positief effect op de vitaliteit van de grond heeft. “Komende tijd gaan de planten stikstofbolletjes binden en die stikstof neem ik weer mee naar volgend jaar. Bovendien kan ik hiermee mijn bodemleven stimuleren. Omdat organisch materiaal wordt omgezet in plantenvoedsel (humus), wat weer zorgt voor een goede bodemstructuur en betere gewassen.”
Groenbemester versus tarwestoppel
Volgens de in Oude-Tonge woonachtige Van der Slik is het effect lastig te meten en uit te drukken in percentages meeropbrengst. Wel is het visueel vaak goed zichtbaar hoeveel aandacht de akkerbouwer besteed aan zijn bodem: “We hebben onze mond vol van precisielandbouw, maar als wij ergens een proefje neerleggen dan fluctueren de resultaten op een lapje van zes bij twaalf van heel goed tot heel slecht. Wij boeren denken altijd: tarwestoppel is hartstikke goed. Dat is ook zo, maar het is een monocultuur. We geven dus eenzijdig voedsel aan het bodemleven. Vorig jaar zijn er twee stukken land getest: het ene stuk was ingezaaid met Terralife groenbemesters, de andere bestond uit tarwestoppel. De aardappelplanten die daar op gepoot zijn stonden op het Terralife-perceel groter en groener, dan op de aangrenzende akker met tarwestoppel. Dat is dan iets visueels, maar nauwelijks in getallen uit te drukken. Ik zie wel dat ze plantenvoeding maken door de inzet van groenbemesters en daar draait het volgens mij om.”
Totaalconcept
Van der Slik werkt nu voor het vijfde jaar op rij op deze manier en merkt ieder jaar weer meer voordelen: “Betere structuur, makkelijker ploegen, makkelijker poten al dat soort dingen. Als de bodemstructuur beter is, dan groeit het makkelijker. Het hoofddoel is bodemverbetering, bodemdiversiteit, het bodemleven stimuleren en daarmee de structuur stimuleren. Dat staat of valt met vlakligging, en drainage. Want als dat allemaal niet goed is, dan kun je groenbemesters zaaien wat je wil, maar dan werkt het niet. Het is een heel concept waarbij je groenbemesters moet telen als een volwaardig gewas. Het is geen tussendoortje, want die neem je in de kroeg en niet op het land.”
Aaltjesproblematiek overtrokken
Van der Slik werkt samen met DSV-zaden; die al bijna tien jaar op deze manier werkt bij Duitse akkerbouwers. “Wij zijn hier vijf jaar geleden tegenaan gelopen, toen was vergroening nog helemaal geen item. Inmiddels wel, dat is een bijkomend voordeel, maar mag nooit het hoofddoel zijn om voor groenbemesters te kiezen. Als je elke dag alleen maar melk drinkt, dan gaat dat ook niet goed. En zo werkt dat met de bodem ook: als je dat divers voedsel geeft, gaan ze groeien. Sommige mensen roepen dan direct: aaltjes, dat gaat niet goed. Natuurlijk zijn er plant-parasitaire aaltjes, maar we moeten ons niet focussen op de verkeerde aaltjes. Als je zorgt dat de positieve aaltjes de overhand krijgen, omdat de grond beter wordt, dan gaan die verkeerde aaltjes vanzelf minder schik krijgen. De aaltjesproblematiek door groenbemesting is overtrokken.”
Angst
De reden dat veel collega-akkerbouwers toch nog wat afwachtend tegenover groenbemestermengsels, zoals Terralife, staan is volgens Van der Slik simpel: “Angst! Als iets niet zes jaar onderzocht is door PPO Lelystad, dan durft men er niet mee te beginnen. Maar volgens mij moet je gewoon ergens aan beginnen. Ik spreek mensen die het nu ook al een aantal jaren doen en die zeggen allemaal: ik zie verschil en merk dat mijn bodemleven verbetert. Dat zegt mij voldoende.”