In 2015 is op Europees niveau een lijst opgesteld van werkzame stoffen die gebruikt zijn in gewasbeschermingsmiddelen en voor vervanging in aanmerking komen (Candidates for substitution, CfS). Voor deze CfS moeten nationale overheden een beoordeling uitvoeren om vast te stellen of er gunstigere alternatieven zijn voor hun gebruik, inclusief niet-chemische methoden.
Het doel is om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op basis van deze CfS zoveel mogelijk te beperken en daarmee duurzamere gewasbescherming te stimuleren.
Amendement kamerlid Vestering
In een aangenomen amendement van het kamerlid Vestering is gevraagd om het gebruik van CfS terug te dringen tot 50 procent in 2025 en 95 procent in 2030 vergeleken met het gebruik in 2021. Dit amendement is aanleiding voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een globale analyse uit te laten voeren.
In het rapport ‘Analyse landbouw-milieu-implicaties amendement Vestering’ beschrijven de onderzoekers de globale landbouw- en milieukundige implicaties van het amendement Vestering voor de tien meest verkochte gewasbeschermingsmiddelen op basis van CfS in 2020 en voor de grootste gewasarealen waarin CfS zijn toegelaten in Nederland, zowel in de open teelt als de bedekte teelt.
Belangrijkste conclusies van het rapport
Impact op landbouw bij halvering van gebruik CfS (vermindering van 50%)
Voor een aanzienlijk aantal onderzochte CfS-gewascombinaties (20 van de 53) is landbouwkundig geen of nauwelijks effect verwacht bij halvering van het gebruik van het desbetreffende middel in 2025.
Dit betekent dat het beschikbare maatregelen- en middelenpakket in die gevallen voldoende breed is om de ziekten, plagen of onkruiden te kunnen beheersen waartegen deze CfS zijn toegepast in een geïntegreerd teeltsysteem. De toepassing van een verantwoord resistentiemanagement blijft dan mogelijk.
Voor 21 van de 53 CfS-gewascombinaties is op korte termijn een landbouwkundige impact verwacht bij een halvering van het gebruik van middelen op basis van CfS in 2025. In 2030 loopt dit aantal op tot 30. De impact is verschillend, van een verhoogde inzet van arbeid tot hogere kosten.
Impact op landbouw bij (bijna-)beëindiging van CfS-gebruik (vermindering van 95%)
Bij (bijna-)beëindiging van gewasbeschermingsmiddelen op basis van CfS in 2030 is de onzekerheid groter of het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen voor de beheersing van plagen, ziekten of onkruiden in een geïntegreerd teeltsysteem kosteneffectief kan en of een verantwoord resistentiemanagement nog mogelijk is.
Milieu-impact bij (bijna-)beëindiging van CfS-gebruik (vermindering van 95%)
De verwachte verbetering van de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater bij beëindiging van het gebruik van middelen op basis van CfS, blijkt in deze globale analyse vrij beperkt.
Grondwater en oppervlaktewater
Beëindiging van het gebruik van CfS geeft voor het grondwater voor een aantal middelen (metribuzin, tebuconazool, fluopicolide, cyprodinil) een mogelijk gunstige milieu-impact. Voor oppervlaktewater is voor de middelen difenconazaal, pendimenthalin en metribuzin een mogelijk gunstige milieu-impact verwacht ten aanzien van chronische toxiciteit.
Voor een aantal toepassingen kon de verwachte impact op het oppervlaktewater niet zijn bepaald met de gehanteerde methode.
De toegepaste methode voor het oppervlaktewater kan dan ook niet direct gelinkt worden aan milieukwaliteitsnormen KRW (Kader Richtlijn Water), die op andere data zijn gebaseerd. Een toetsing aan monitoringsmetingen van CfS in oppervlaktewater zal additionele informatie geven: in deze monitoringsmetingen komt het effect van het gebruik van CfS in alle teelten terug. Deze toetsing leidt mogelijk tot een hogere inschatting van de milieu-impact van het beëindigen van het gebruik van middelen op basis van deze stoffen.
Bron: WUR