Het afgelopen jaar is in de pilot OMAB (Organisch Materiaal Als Bodemverbeteraar) onderzoek gedaan naar de effecten van maaisel op de bodemvruchtbaarheid. Eén van de conclusies na het eerste jaar is dat maaisel ver beneden de toetswaarde ligt voor zware metalen. Daarnaast werden voor de hand liggende zaken als ‘er zit meer onkruid in voorjaarsmaaisel, dan in maaisel uit het najaar’ aangetoond, maar de belangrijkste conclusie was misschien wel dat de veehouderij het concept nog meer omarmt dan de akkerbouwsector.
Reden hiervoor is volgens projectleider Anet Bovendeert dat er weinig akkerbouwers in het proefgebied (Vechtdal) zitten. “Op dit moment werken we vooral samen met melkveebedrijven die maïsland hebben.”
Bovendeert constateert in algemene zin dat akkerbouwers nog te weinig gebruikmaken van de mogelijkheid om maaisel in te zetten als bodemverbeteraar. “Ook aan dit project doen helaas nog geen akkerbouwers mee.” De projectleider van OMAB hoopt dan ook dat daar snel verandering in komt. “Er zit hier een groot akkerbouwgebied ten noordoosten van Hardenberg en Ommen. Ik weet zeker dat daar akkerbouwbedrijven bij zitten die geïnteresseerd zijn in dit project, maar het is ook hier weer een kwestie van het eerste schaap over de dam te krijgen.”
Meer armslag nodig
Overigens is er binnen de OMAB-pilot momenteel niet heel veel ruimte om uit te breiden. ”Er is inderdaad beperkte ruimte om te experimenteren. Er zijn nu zes locaties in het Vechtdal en op dit moment mogen er eigenlijk geen extra percelen bij. Er komt hier en daar wel wat extra hectare bij, maar dat is vaak op eigen initiatief. Hoewel wij uiteraard alle extra kennis toejuichen, loop je daarbij natuurlijk wel het risico van versnippering. We hopen dan ook de komende jaren meer armslag te krijgen om zodoende nog meer inzicht te krijgen in de effecten en ook om meer onderzoek op akkerbouwgronden te kunnen doen”, aldus Bovendeert.
Lees verder onder afbeelding
Tijdens een mini-symposium in Ommen werden de bevindingen van een jaar OMAB gepresenteerd
Leveranciers en ontvangers
De pilot OMAB onderzoekt in vijf jaar hoe beschikbaar organisch (rest)materiaal uit het Vechtdal ingezet kan worden om de plaatselijke bodems te verbeteren. Denk hierbij aan het gebruik van riet en maaisel uit sloten, oevers en bermen om de vruchtbaarheid van akkers en weilanden te verbeteren. Waterschappen en gemeenten (de leveranciers van organisch materiaal) en agrariërs (de ontvangers) kunnen er hun voordeel mee doen, terwijl ook bodem en milieu ervan profiteren.
Angst voor onkruid
De bevindingen van het eerste jaar werden tijdens een mini-symposium in Ommen gepresenteerd. Bovendeert benadrukt daarbij dat definitieve conclusies pas getrokken kunnen worden als er meerjarig onderzoek is gedaan. “Het belang van organische stof in de bodem staat vast. Het helpt voedingsstoffen vast te houden en beperkt de uitspoeling van nutriënten. Daarnaast zorgt organisch materiaal in de bodem ervoor dat vocht beter vastgehouden kan worden. Belangrijk voor de bodemvruchtbaarheid én voor de waterhuishouding.
In dit eerste jaar hebben we eerst zaken als regelgeving onderzocht. Ook hebben we risico’s (als onkruid dat via het maaisel op het land komt) in kaart gebracht. Uit de resultaten van dit eerste pilotjaar blijkt dat de onkruiddruk laag is als je ‘schone producten zonder onkruidzaden oogst’. Voor veel boeren was de vrees dat door middel van maaiselcompost er ook onkruid op het land gebracht wordt groot. Uit de eerste proefresultaten blijkt die vrees ongegrond.”
“Veel logistieke, juridische en financiële uitdagingen”
De pilot kent twee duidelijke doelstellingen: enerzijds het in de praktijk brengen van gestructureerde systemen waarin maaisel gebruikt wordt als bodemverbeteraar en anderzijds het verzamelen van data. Bovendeert: “De woorden structuur en systeem zijn daarin belangrijk. Als het niet volgens een goede structuur wordt toegepast schiet het zijn doel voorbij. Ook is het belangrijk dat er een lokaal – circulair – systeem wordt gehanteerd, zodat er niet met allerlei organisch materiaal door heel Nederland gesleept hoeft te worden.
Daar zitten natuurlijk wel wat logistieke, juridische en financiële haken en ogen aan. Het gaat te ver om dat allemaal uit te leggen, maar de meeste boeren zullen wel snappen dat dit een behoorlijk uitdaging vormt.”
Data verzamelen
De tweede hoofddoelstelling komt ook voort uit de regelgeving dat er minder organisch materiaal in de bodem zit en er ook steeds minder mest het land op gebracht mag worden. “Door gegevens te verzamelen en onderbouwen hopen we – de soms kromme – regelgeving aangepast te krijgen. Zo kunnen akkerbouwers en melkveebedrijven met eigen land onder de juiste voorwaarden hun bodem verbeteren met gebruikmaking van bijvoorbeeld Bokashi-compost (fermentering zonder zuurstof), bioterra (omzetting met zuurstof) of steenmeel.
Wij willen graag samenwerken met akkerbouwbedrijven die hierin geïnteresseerd zijn en dan maakt het ons niet uit of ze in het Vechtdal zitten of in Groningen of de Noordoostpolder. We nodigen iedereen van harte uit om contact met ons op te nemen en via onze website de ontwikkelingen van OMAB te volgen. Want het verbeteren van de bodem speelt overal een rol.”