Op een aantal percelen is in de suikerbieten plantwegval gezien, welke is veroorzaakt door emelten. Emelten zijn de larven van de langpootmug en schade hiervan is voornamelijk gezien op percelen met gras en gras-achtigen als voorvrucht.
De drie belangrijkste soorten die schade kunnen veroorzaken aan suikerbieten zijn larven van de tijgerlangpootmug (Nephrotoma appendiculata), de kool- of groentelangpootmug (Tipula oleracea) en de weide- of moeraslangpootmug (T. paludosa). De laatste soort, T. paludosa, is de belangrijkste schadeveroorzaker in bieten. De langpootmug zet bij voorkeur op vochtige grasachtige planten eitjes af in de bodem, in de periode van half augustus tot begin oktober. Wanneer de bodemtemperatuur in het voorjaar boven de vijf °C komt, worden de emelten actief.
Schade herkennen
Emelten veroorzaken schade aan suikerbieten door aan de stengel en bladeren van de jonge bietenplanten te vreten. Vreterij is te herkennen aan gekartelde randjes aan de bladranden. Daarnaast zijn de blaadjes vaak door emelten afgevreten en enkele centimeters meegenomen, om deze vervolgens mee de grond in te nemen. Vreterij van emelten lijkt ook op vreterij door slakken. Bij vreterij door slakken zijn de beten aan de bladrand echter wat meer afgerond, zijn vaak slijmsporen zichtbaar en zijn de bladeren niet over de grond verplaatst.
Emeltschade beheersen
Plantwegval kan tot ongeveer het zes-blad stadium plaatsvinden. Vanaf ongeveer begin mei verpoppen de emelten en veroorzaken ze geen plantwegval meer in de bieten. Na opkomst is emeltschade niet meer te beheersen. Omdat emelten begin mei verpoppen en daarna geen schade meer veroorzaken, kan bij zeer enstige plantwegval overzaaien rendabel zijn. Met de IRS-applicatie ‘zaai, opkomst en groei’ kan zijn berekend wanneer overzaaien rendabel is.
Bron: IRS