Onderzoek naar functionele akkerranden voor plaagbeheersing (FAB) in Noord-Holland toont aan dat deze akkerranden effectief bijdragen aan tripsbeheersing in ui en bladluisheersing in aardappel. De FAB zorgen voor natuurlijke vijanden van deze plagen. Ingrijpen met insecticiden bij trips of bladluizen is daardoor minder nodig. Een constante monitoring gedurende het seizoen blijft van belang om te kunnen vertrouwen op natuurlijke plaagregulatie.
Natuurlijke bestrijding van trips en bladluizen
Boeren leggen akkerranden aan om veel verschillende redenen, als een buffer tussen bouwland en sloot, voor een grotere biodiversiteit, een mooier landschap en voor de natuurlijke plaagbestrijding in gewassen.
In het recent op Crkls gepubliceerde deelonderzoek van PPS FAB+ ‘Effect van kruidenranden ter beheersing van tabakstrips in zaaiuien en bladluizen in consumptieaardappelen’ is het resultaat van drie jaar onderzoek naar natuurlijke plaagbeheersing van trips in zaaiuien en de resultaten van twee jaar demonstratieproeven naar akkerranden voor het stimuleren van plaagbeheersing in consumptieaardappel gepresenteerd.
Belangrijkste conclusies
- Zweefvlieglarven waren de grootste groep bovengrondse natuurlijke vijanden van trips waargenomen in het zaaiui-veldonderzoek in Noord-Holland.
- Door in het voorjaar bloemenranden in te zaaien die zweefvliegen stimuleren, zoals gipskruid, groot akkerscherm en boekweit (gelijktijdig met het zaaien van de uien) stijgt het aantal zweefvlieglarven op een perceel.
- De ei-afzet kan tot 60 meter vanaf de bloemenrand plaatsvinden.
- Bij een bezetting van 8,7 procent of hoger van de uienplanten met zweefvlieglarven was er gemiddeld geen groei meer of nam de tripspopulatie af.
- Een bezetting van uienplanten met 50 procent met tripsadulten kwam overeen met gemiddeld minder dan 1 trips (adult of nimf) per uienblad. Als er op hetzelfde moment op 10 of meer procent van de planten zweefvlieglarven worden aangetroffen dan zou je op basis van dit onderzoek niet te hoeven ingrijpen met een insecticide.
- Constante monitoring van zweefvlieglarven en groeisnelheid van trips tijdens de teelt is noodzakelijk voor inschatting of de natuurlijke plaagregulatie voldoende is.
- Trips (tabaci) kan zich ontwikkelen en voortplanten op 391 plantensoorten. Met name soorten uit de plantfamilies composieten, vlinderbloemigen, kruisbloemigen, grassen en nachtschades zijn goede waardplanten voor de uientrips.
- De bezetting van aardappelplanten met bladluizen bleef ver onder de actiedrempel, en zijn er geen enkele larve of adult van de coloradokever aangetroffen.
- Meer natuurlijke vijanden en minder bladluizen op de aardappels dicht bij de bloemenranden of dicht bij Artemisia, en een lagere aardappel Y- (PVY-)besmetting.
Bron: Groen Kennisnet