De voederbiet is bezig met een revival. Steeds meer melkveehouders (her)ontdekken de voordelen van de voederbiet, tot in de jaren zeventig één van de belangrijkste voedergewassen in Nederland. Toch aarzelen nog veel veehouders. Verbouwen en voeren van voederbieten is qua grondsoort, kennis en mechanisatie namelijk niet voor iedereen weggelegd. Akkerbouwer Dingeman Langestraat uit Abbenbroek speelt hierop in. Hij teelt zo’n 20 hectare voederbieten en levert ze uit aan melkveehouders.
“Wij hadden tot vorig jaar een gemengd bedrijf met akkerbouw en melkvee. De voederbiet was voor ons daarom een bekend gewas. Het is goed voer, je kunt er goed van melken”, vertelt Langestraat. In de loop der jaren groeide de akkerbouwtak op het bedrijf van Langestraat. Uitbreiden in de suikerbieten betekende quotum bijkopen. Voor voederbieten is geen quotum nodig en de teelt vertoont grote overeenkomsten met suikerbieten. De benodigde teeltkennis en mechanisatie zijn grotendeels hetzelfde. Daarom besloot Langestraat het te proberen met voederbieten. Hij begon met een halve hectare. Dat werd het jaar erop verdubbeld naar één hectare en groeide door. De afgelopen jaren teelde hij telkens zo’n twintig hectare. Twaalf hectare op eigen grond, de rest bij collega’s. De rest van het bouwplan bestaat uit tarwe, uien, aardappelen, mais en suikerbieten.
Voederbieten reinigen en snijden
Langestraat biedt veehouders een full service concept aan voor de levering van voederbieten. Hij kan de bieten gereinigd en gesneden afleveren en bij de mais inkuilen. Uit Polen haalde hij een bietenmuis en hij beschikt zelf over snijbakken. Het transport regelt hij een transportbedrijf. De bieten gaan doorgaans maximaal honderd kilometer weg, anders wordt het transport te duur. “Het liefst lever ik de bieten gesneden af om ze direct door de mais in te kuilen. Dan hoef ik ze zelf zo kort mogelijk te bewaren. Maar ik zie nu steeds meer dat melkveehouders ze vers willen voeren. Dat betekent dat ik zorg dat ze regelmatig een vers gerooide voorraad krijgen. Rond deze tijd gaan de laatsten weg. Het liefst wil ik ze niet te lang zelf houden.” De akkerbouwer probeert jaarlijks van tevoren zo goed mogelijk in te schatten wat de vraag uit de markt zal zijn. “Een bepaalde mate van afzetzekerheid is onmisbaar. Je moet niet op de bonnefooi gaan telen. Bij een goed ruwvoerjaar blijf je met je bieten zitten als je niet oppast en je verziekt de markt.”
Ook “proefvrachten”
De akkerbouwer merkt dat melkveehouders de voederbiet steeds interessanter beginnen te vinden. Niet alleen omdat zijn eigen areaal is gegroeid, maar ook doordat hij steeds vaker ‘proefvrachten’ aflevert. “Veehouders durven de teelt dan nog niet meteen zelf aan. Ze willen ze eerst eens een tijdje voeren om te kijken hoe dat bevalt. De volgende stap kan zelf telen zijn. De meeste melkveehouders die de bieten proberen zijn er enthousiast over. Ze merken het in het stijgend vet- en eiwitgehalte in de melk. Maar de teelt is niet voor iedereen weggelegd. Niet iedereen heeft de kennis en de mechanisatie. Daarnaast is niet elke grondsoort er geschikt voor.”
Langestraat teelde het afgelopen jaar Pierina en Bergman. Dit zijn voederbieten met een extra hoog drogestofgehalte: vanaf twintig procent. “Deze doen het in de handel goed. Ook omdat we ze moeten vervoeren, is een hoog drogestofpercentage belangrijk. We gaan zo min mogelijk met water rijden, dat halen ze maar uit de kraan.”
Teelt kent uitdagingen
Hoewel voederbieten genetisch hetzelfde zijn als suikerbieten, kent de teelt van voederbieten een aantal extra uitdagingen. Zo kun je in voederbieten niet alle gewasbeschermingsmiddelen gebruiken die je bij de suikerbietenteelt wel kunt toepassen. “Met name voor het bestrijden van luizen is het aanbod van toegelaten middelen beperkt. Er zijn maar twee middelen voor toegelaten en daar moet je het mee doen.” Langestraat ziet daar nog niet snel verandering in komen. “Het probleem is denk ik dat het om een relatief kleine teelt gaat. Toeleveranciers zijn dan minder snel geneigd daar iets voor te ontwikkelen.” Jaarlijks start Langestraat rond 15 september met de oogst. “Ik begin dan altijd op de slechtste percelen, zodat ik daar later in het seizoen niet in de problemen kom”, vertelt hij. Als vervolggewas wordt net zoals na suikerbieten tarwe gezaaid.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Martin de Vries