Veel telers zijn weer aan het poten geslagen. Toch komt ieder jaar naar voren, dat niet alle aardappelknollen uitgroeien tot een plant. Dit heeft een verminderde productie en opbrengst als gevolg. Er zijn vele schakels in de keten die fouten kunnen veroorzaken, daarom is een goede start van het seizoen cruciaal.
De kwaliteit van pootgoed is in veertig procent van de gevallen verantwoordelijk voor opbrengstproblemen bij consumptieaardappelen. Invloeden verderop in de keten nemen ongeveer zestig procent voor hun rekening. Dit kan ontstaan bij verkeerd snijden, bewaren of poten van het pootgoed. Aardappelen dienen op het juiste moment én onder de juiste omstandigheden de grond in te gaan. Daarnaast kan een onjuist gebruik van bestrijdingsmiddelen bijdragen aan een vermindering in opkomst.
Pootgoed op de juiste manier opslaan
“Pootgoed op de juiste manier opslaan is essentieel voor een goede ontkieming”, vertelt Peter Berghuis, van LTO Nederland en tevens akkerbouwer in het noorden van Groningen. “Wanneer een consumptieteler het pootgoed heeft ontvangen, is het belangrijk om dit materiaal in een droge omgeving op te slaan, waarbij er lucht in de partij kan komen. Het liefst in kisten op een roostervloer. Zeker met de hoge temperaturen van de afgelopen tijd gaan veel knollen snel kiemen. Hierdoor gaat de kwaliteit van het pootgoed achteruit.”
Voor het poten benadrukt Berghuis te wachten op de juiste omstandigheden. “Ga niet werken in een slechte bodem. Wacht tot de grond droog genoeg is en de juiste temperatuur heeft bereikt. De temperatuur is dit jaar lange tijd hoog genoeg geweest, dus dit zal waarschijnlijk niet voor problemen gaan zorgen, maar die nattigheid, dat is wel iets waar telers goed rekening mee moeten houden.”
Opkomst voorspellen
Johannes Ransijn, onderzoeker bij Wageningen University & Research (WUR), werkte aan een systeem om opkomstproblemen te kunnen voorstellen, nog voordat er is gepoot. Met behulp van de stresstest kan hij de opkomst van partijen voorspellen.
Hiervoor pootte hij verschillende partijen pootgoed op proefveldvelden, die het onder praktijkomstandigheden niet goed deden. In de proeven bleken veel van deze partijen het beter te doen dan verwacht. Waar zit dan de fout? De pootgoedpartijen werden blootgesteld aan suboptimale pootomstandigheden, die negatieve keteninvloeden vertegenwoordigen. De partijen werden opgewarmd en opnieuw afgekoeld, waarna het op transport ging.
Vervolgens gingen de aardappelen in een valproef en werden de zakken blootgesteld aan temperatuurverschillen in de bewaring. Vallen bleek voor sommige rassen grote negatieve gevolgen te hebben voor de opkomst. “Dit is een duidelijke oorzaak voor opkomstproblemen. Het percentage lege plekken op het perceel nam hierdoor snel toe”, aldus Ransijn.
Stresstest pootgoedkwaliteit
De stresstest vat de informatie over pootgoedkwaliteit en negatieve invloeden verderop in de keten samen tot een model, die het ontstaan van opkomstproblemen verheldert. “Wij verwachten niet dat de stresstest alle opkomstproblemen de wereld uit zal helpen, maar het kan wel zorgen voor duidelijkheid in de praktijk.” Het is volgens de onderzoeker belangrijk om te onthouden dat de uitgangskwaliteit niet de enige factor is in de aardappelteelt. “Een goede partij kun je ook nog verpesten met negatieve invloeden verderop in de keten. Controleer daarom je partij op verschillende momenten, ga er bewust mee om en meld fouten zo snel mogelijk bij de leverancier. De kwaliteit van pootgoed is iets waar de hele keten verantwoordelijk voor is.”
Ontvang de Akkerbouwkrant gratis thuis op de mat
Dit, en vele andere verhalen recht uit het veld, lees je in de Akkerbouwkrant. Wil je ook de mooiste artikelen en reportages thuis op de mat?
De Akkerbouwkrant verschijnt zes keer per jaar met elke uitgave een verdiepend thema. De Akkerbouwkrant is semi-redactioneel en brengt positieve artikelen uit de markt. Met diverse reportages en praktijkervaringen komt de akkerbouwer aan het woord.
Klik hiernaast of ga naar akkerbouwbedrijf.nl/abonneren voor alle mogelijkheden.
Tekst: Kim Sjoers
Beeld: Martin de Vries