In de aardappelverwerkende industrie speelt duurzaamheid een steeds belangrijkere rol. Verwerkers hebben duidelijke ambities om de klimaat- en milieu-impact van de aardappelteelt verder te verlagen richting 2030. Deze ambities hebben een directe invloed op hoe consumptieaardappeltelers in Nederland werken. Certificeringseisen voor de aardappel stijgen en de relatie tussen teler en afnemer wordt vaster. Hierdoor zal er in de toekomst minder ruimte zijn voor vrije aardappelteelt in Nederland.
Hogere duurzaamheids- en klimaateisen in de aardappelverwerkende industrie
De afgelopen jaren hebben meerdere bedrijven in de aardappelverwerkende industrie in Noordwest-Europa een duurzaamheidsstrategie opgesteld en binnen hun organisatie ingevoerd. De aardappelverwerkende industrie zijn bedrijven die zich bezighouden met de verwerking van consumptieaardappelen tot (bevroren) aardappelproducten, exclusief zetmeel.
Het doel van deze strategieën is om de impact van de consumptieaardappelteelt op het milieu en klimaat verder te verlagen. Kort geleden heeft een aantal bedrijven in de sector nieuwe doelstellingen tot 2030 vastgesteld. Deze houden concreet in dat consumptieaardappeltelers aan hogere eisen op het gebied van duurzaamheid en klimaat moeten voldoen. Daarnaast willen verwerkers aan de slag met regeneratieve landbouw (waarbij natuurlijke hulpbronnen worden versterkt in plaats van uitgeput). En een deel introduceert eigen labels op het gebied van duurzaamheid, naast bestaande certificeringen.
Deze ontwikkeling leidt uiteindelijk tot minder vrije teelt in de consumptieaardappelteelt, omdat telers worden opgenomen in de duurzaamheidsstrategie van de verwerkende industrie.
De ambities van de aardappelverwerkende industrie in Noordwest-Europa
Een analyse van de duurzaamheidsstrategieën binnen de aardappelverwerkende industrie in Noordwest-Europa laat zien dat de doelstellingen die direct impact hebben op consumptieaardappeltelers in Nederland onderverdeeld kunnen worden in vier categorieën; CO2-emissies terugdringen, het huidige certificeringsniveau van de leveranciers verhogen, eigen productiestandaarden voor consumptieaardappelen invoeren en het watergebruik verbeteren (zie figuur 1).
Bij het terugdringen van CO2-emissies kijken bedrijven in de sector naar scope 1, 2 en 3 emissies (zie figuur 2 voor meer informatie). Ongeveer 15 procent van de onderzochte bedrijven heeft een doelstelling voor het terugdringen van scope 3 emissies van het bedrijf. Deze liggen tussen 25 en 30 procent ten opzichte van het basisjaar. Het terugdringen van CO2-emissie is klimaat-gerelateerd.
De andere twee doelstellingen hebben te maken met de impact van de aardappelteelt op de milieugebruiksruimte (de ruimte die gebruikt kan worden voor economische activiteiten zonder het milieu te schaden). Hierbij hebben het verhogen van het certificeringsniveau van de aardappelteelt en het gebruik van eigen productiestandaarden de meeste impact op de akkerbouwbedrijven. Een voorbeeld is het verhogen van SAI FSA Zilver naar SAI FSA Goud. Het FSA-programma is ontwikkeld door het Sustainable Agriculture Initiative (SAI). En wordt gebruikt voor zelfbeoordeling en verificatie door derden om aan de hand van een checklist aan te tonen dat een landbouwbedrijf duurzaam is. De FSA-checklist voor landbouwbedrijven legt de nadruk op Good Agricultural Practices (GAP) en is gebaseerd op de drie pijlers van duurzaamheid. Door aan te slag te gaan met eigen productiestandaarden, zoals regeneratief telen, laten verwerkers duidelijk zien dat ze duurzaam geteelde grondstoffen willen verwerken.
Wat betekenen deze ambities voor consumptieaardappeltelers?
Door de duurzaamheidsstrategieën van de aardappelverwerkende industrie weten de consumptieaardappeltelers aan welke klimaat- en milieudoelstellingen zij de komende jaren kunnen werken. Deze doelstellingen zijn voor de langere termijn (2030) en bij sommige bedrijven ook opgesteld in samenwerking met telers.
Een gevolg van de duurzaamheidsdoelstellingen is een vastere relatie tussen de aardappelverwerkende industrie en individuele telers. De aardappelverwerkende industrie moet haar afnemers namelijk betrouwbaar aantonen dat ze met de geleverde eindproducten ook de beloofde verlaging van klimaat- en milieu-impact behalen. Om aan deze belofte te voldoen, vraagt de industrie meer informatie over de klimaat- en milieuprestaties van het individuele akkerbouwbedrijf. Deze informatie is direct verbonden aan de teelthandelingen tijdens het seizoen, het soort bemesting en gewasbescherming en de machines die worden gebruikt. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat telers toegevoegd worden aan het dataportaal van een verwerker.
Door de certificeringseisen te verhogen en ook eigen productiestandaarden in te stellen, bepalen afnemers van consumptieaardappelen steeds meer hoe de gevraagde aardappelen worden geteeld. Een goed voorbeeld hiervan is de doelstelling van één verwerker om alle geleverde aardappelen ‘regeneratief’ te telen in 2030. Deze doelstelling gaat specifiek in op het gebruik van; bemesting, gewasbescherming, bodembewerking en gewasrotatie op het akkerbouwbedrijf en wordt ingevoerd naast de bestaande wet- en regelgeving.
Onafhankelijkheid behouden wordt een uitdaging
Deze ambities van de verwerkers zorgen voor een vastere relatie tussen de consumptieaardappelteler en de verwerkende industrie. De telers die specifiek voor de vrije markt telen staan voor de uitdaging om hun onafhankelijkheid te behouden. Consumptieaardappelen die worden geteeld en niet aan de standaarden van de verwerkende industrie voldoen zijn moeilijker te verkopen voor de telers.
Om in een markt met hogere klimaat- en milieueisen vrij te kunnen telen en de hoogste waarde te behalen zijn er drie belangrijke aspecten binnen de bedrijfsvoering; Informatiemanagement van het bedrijf moet op orde zijn. Een betrouwbare en veilige digitale infrastructuur op het akkerbouwbedrijf is belangrijk om efficiënt en tegen lage kosten alle benodigde klimaat- en milieu-gerelateerde informatie te leveren. De hoogste certificering hebben. Een deel van de aardappelverwerkende industrie werkt met het Sustainable Agriculture Initiative (SAI), waarbij concrete eisen zijn gesteld voor het verhogen van deze certificering van bijvoorbeeld Zilver naar Goud. Aan meerdere productiestandaarden kunnen voldoen. Om het aantal afzetmogelijkheden te vergroten moeten vrije telers aan meerdere ‘eigen’ productiestandaarden van verwerkers kunnen voldoen.
Verwerkers hebben consumptieaardappeltelers nodig om de fabrieken te vullen
Door klimaat- en milieudoelstellingen vast te stellen heeft de aardappelverwerkende industrie het initiatief genomen om de impact van de aardappelteelt op de milieugebruiksruimte te verlagen. Hiermee geeft de sector invulling aan de wens van burgers, consumenten en overheden, die belang hebben bij deze verlaging. Maar de individuele consumptieaardappeltelers lopen het risico dat er een wildgroei aan labels en eisen ontstaat die de vrijheid van de markt inperkt en het verdienmodel van de vrije consumptieaardappelteler onder druk zet.
Aardappeltelers in Nederland hebben de kans om zelf het initiatief te nemen en collectief een duurzaamheidslabel te ontwikkelen dat voldoet aan de ambities van de verwerkende industrie. Bij de ontwikkeling van dit label moet de nadruk liggen op uniformiteit, gebruiksgemak en erkenning door alle marktpartijen in Noordwest-Europa. Rabobank is samen met andere ketenpartijen betrokken bij een aantal initiatieven die hieraan bij kunnen dragen; zoals de Open Bodemindex en Biodiversiteitmonitor Akkerbouw. Alleen zo kan de sector voldoen aan de wensen van de maatschappij op het gebied van klimaat en milieu en kan de aardappelteler zijn verdienmodel behouden.
Bron: Rabobank