De deelnemers van de groep Geïntegreerde gewasbescherming, binnen het project ‘Verbetering bodem- en waterkwaliteit in het noordwesten van de Noordoostpolder’, hebben met elkaar gediscussieerd over de virusproeven in de pootaardappelen. Op het veld van Corné Schouten in Espel bekeken de deelnemers een perceel pootaardappelen, waarover fijnmazige netten zijn aangebracht. Door dit net kunnen luizen niet bij de aardappelen komen en wordt de verspreiding van het Y-virus voorkomen.
Binnen het project werken ruim 30 akkerbouwers en bollentelers aan verbetering van de bodemkwaliteit en het verminderen van emissie van gewasbeschermingsmiddelen vanaf het perceel en het erf. Eén van de manieren om emissie van het perceel te verminderen, is het aantal bespuitingen tegen luis te verminderen. Tijdens de bijeenkomst werden de mogelijkheden hiervoor besproken. Pootaardappelbedrijf Stet Holland is ook betrokken bij deze proefopzet.
Opzet virusproeven
Ondanks het winderig gebied lag het net er strak bij. Na het poten in april, zijn vrij snel daarna de ruggen gefreesd en is het net aangebracht. Door het net kunnen de luizen niet bij de aardappelen komen en wordt de verspreiding van het Y-virus voorkomen. De aardappelen worden drie jaar gevolgd op de aanwezigheid van virus. Onder de netten zijn luizenvallen aangebracht om de aanwezigheid van eventuele luizen vast te stellen. De netten blijven een seizoen liggen. De nateelt van de pootaardappelen zal zonder netten plaatsvinden. In het tweede jaar, als het gewas groter en voller wordt, geeft de toepassing van de netten mogelijk andere uitdagingen. In Frankrijk blijken pootgoedtelers echter al jaren ook in het tweede jaar de netten toe te passen.
Eerste ervaringen met netten
Op het veld werden de vele kanten van de het toepassen van de netten over de aardappelen besproken. Corné Schouten: “Twee weken na het poten hebben we de netten aangebracht. Straks bij het rooien vouwen we de netten weer op. Er zijn allerlei machines op de markt om het automatisch op te rollen, maar vooralsnog doen we het met de hand”.
Ook het klimaat onder de netten werd besproken; mogelijk is het warmer onder de netten. Eén van de deelnemers merkt op dat het belangrijk is om luizenaantasting te controleren en dat een bacteriemonster ook zinvol kan zijn. Het klimaat onder de netten is toch anders, dit is een belangrijk aandachtspunt bij bacteriegevoelige rassen. Corné antwoordt dat besloten is om naast een uitgebreid virusonderzoek, ook een bacterie-onderzoek uit te voeren. Ook is de opbrengst gemeten.
De verbetering van het resultaat is leidend voor het onderzoek; de virusdruk verminderen en dit af te zetten tegen de kosten en opbrengsten. Corné Schouten geeft aan dat het net ongeveer 5000,- euro per hectare kost. Voor de komende jaren is het belangrijk om alle kosten en opbrengsten in de berekening mee te nemen. Zo ook de kosten van arbeid voor het aanleggen van de netten. En uiteraard de besparingen. De netten zijn vocht doorlatend. Schouten neemt dit deel van het perceel met de reguliere luisbespuitingen mee. Met de spuit met luchtondersteuning wordt om de vier dagen olie toegepast. Het plan is om een gedeelte van de ondergedekte aardappelen volgend jaar opnieuw te bedekken voor meer data en resultaten.
Andere methoden tegen luizen
Jan Salomons, adviseur bij Delphy en binnen dit project de begeleider van de groep, toont nog enkele andere onderzoeken tijdens de avond: in de pootaardappelteelt worden diverse methoden ingezet, op basis van het principe van verwarring van de luizen. Door de tussenzaai van bonte wikke of haver, óf de toepassing van stro tussen de aardappelen, kunnen de luizen het gewas minder goed vinden. De resultaten van met name de toepassing van stro variëren sterk. Ondanks dat het toepassen van olie tweemaal per week het meest effectief is tot nu toe, wordt ook gezocht naar andere manieren om luisaantasting te voorkomen. Bijvoorbeeld door het gewas harder te maken, door bespuitingen met kali en silicium.
Achtergrond
Het project ‘Verbetering bodem- en waterkwaliteit in het noordwesten van de Noordoostpolder’ wordt mede mogelijk gemaakt door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland, Provincie Flevoland en Waterschap Zuiderzeeland. Het project is ook onderdeel van het programma Actieplan Bodem & Water Flevoland en wordt uitgevoerd door CLM Onderzoek en Advies, Delphy, KAVB, Flevolands Agrarisch Collectief en Coen ter Berg Advies.
Bron: CLM