Inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voeren vanuit helikopters en vanaf de weg controles uit om te kijken of aardappeltelers in beregeningsverbodsgebieden zich houden aan het verbod op beregening met oppervlaktewater. Op de website van de NVWA staat een digitale kaart waarop telers precies kunnen zien waar het beregeningsverbod voor aardappelen geldt.
In de beregeningsverbodsgebieden mogen telers geen oppervlaktewater gebruiken voor het beregenen en bespuiten van consumptie- en zetmeelaardappelen, omdat het oppervlaktewater in die gebieden besmet kan zijn met de bacterie die bruinrot veroorzaakt. De NVWA brengt de komende jaren de gebieden waar de bruinrotbacterie in het oppervlaktewater voorkomt opnieuw in kaart. Dit kan op termijn leiden tot aanpassing van de gebieden of grenzen van gebieden.
De beregeningsverboden gelden alleen voor gebruik van oppervlaktewater. Bronwater, leidingwater en opgevangen regenwater vallen er buiten. Het beregeningsverbod in verband met bruinrot staat los van de regels voor het gebruik van (oppervlakte)water van onder meer de waterschappen. Voor pootaardappelen geldt sinds 2005 een landelijk verbod op het beregenen en bespuiten met oppervlaktewater.
Overtredingen
Wanneer de NVWA bij een inspectie vaststelt dat het beregeningsverbod wordt overtreden, dan kan dit voor de teler verstrekkende gevolgen hebben. De NVWA maakt proces-verbaal op en merkt percelen die met oppervlaktewater zijn beregend aan als ‘waarschijnlijk besmet’ met bruinrot. Dit betekent dat het bedrijf onder toezicht van de NVWA komt te staan, en dat er beperkende maatregelen gelden voor de afzet van de beregende aardappelen. De aardappelen worden bemonsterd. Wanneer bruinrot wordt aangetroffen, heeft dit gevolgen voor de hele aardappelteelt van het bedrijf. Dit kan voor telers grote economische gevolgen hebben.