De komende maanden – tot uiterlijk voorjaar 2020 – maken gemeenten in Nederland hun duurzame energieplannen openbaar. Inwoners kunnen dan op het gemeentehuis de plannen bekijken. Op de gemeentelijke plattegrond zijn de gebieden ingekleurd waar de gemeente duurzame energieproductie mogelijk wil maken. Dit biedt kansen voor grondeigenaren in het buitengebied.
Veel gemeenten zijn al ver met de inkleuring van ‘energielandschappen’. Dat de opgave vanuit het Klimaatakkoord kansen biedt, hebben projectontwikkelaars al geroken. Niet voor niets benaderen zij grondeigenaren met deals voor een recht van opstal of een optieovereenkomst, al dan niet met een exclusiviteitsbeding. Ondanks de huidige beperkingen op het landelijke elektriciteitsnet, wordt er gretig op grond geaasd.
De 3 B’s
De politiek kan haar duurzame ambitie en harde opgelegde taakstelling alleen behalen in samenwerking met de 3 B’s: bedrijven, bewoners en bestuurders. In een van meest dichtbevolkte landen ter wereld zijn grondeigenaren nodig omdat zij ruimte hebben voor de productie van duurzame energie die wordt gewonnen door wind en zon. De gemeenten hebben deze grondposities immers niet zelf. Deze schaarste maakt van je grond het nieuwe goud.
Voedsel- én energieproductie gaan samen
Kansrijke gebieden voor duurzame energieopwekking liggen vooral in minder dichtbevolkte gebieden waar boeren nog boeren. Betekent dit dat de energietransitie een bedreiging vormt voor de boer? Integendeel: voedselproductie en het opwekken van duurzame energie gaan prima samen. Bijdragen aan de energietransitie kan de agrarische sector miljoenen opleveren.
50% initiatieven vanuit de maatschappij
Een belangrijke doelstelling van de overheid is dat de helft van de groene stroom-initiatieven komt van particulieren en Nederlandse bedrijven. De boer is daarbij een ideale partner: hij of zij is betrokken bij de omgeving, houdt van het land en bedrijvigheid.
Verdienmodel
Een boerenbedrijf dat minsten een halve hectare grond kan bestemmen voor energieproductie met een windturbine, ziet de omzet aanzienlijk toenemen. Een moderne turbine met een vermogen van 4 MW kan een extra cashflow van rond de 400.000 euro genereren. Kapitaal dat de boer weer kan investeren in het eigen bedrijf. Zo snijdt het mes aan twee kanten.
Eerste 15 jaar nauwelijks risico
Ontwikkelaars spelen gretig in op de energietransitie, omdat zij de achterliggende businesscase goed kennen. Ontwikkelaars anticiperen op de bestuurlijke doelen én weten dat zij met investeringen de eerste 15 jaar nauwelijks risico lopen dankzij de SDE subsidieregeling. Als ondernemer kan de boer met datzelfde ‘trucje’ natuurlijk ook zijn grond te gelde maken.
Draagvlak en betrokkenheid
Voor de energietransitie is veel ruimte nodig, die mogelijk niet overal voorhanden is. Er gaan al stemmen op om de energie-opgave van Randstad-regio’s te realiseren in minder dichtbevolkte gebieden. Dat betekent dat windmolens en zonneparken oprukken richting de dorpen en steden buiten de Randstad, wat het ‘niet in mijn achtertuin’ gevoel van betrokken bewoners aldaar zal aanwakkeren. Deze weerstand is alleen weg te nemen door de bewoners te betrekken bij de plannen en te laten meedelen in de lusten. In plaats van ze alleen op te zadelen met de lasten: overlast, aantasting van de omgeving en waardedaling van woningen.
Coöperatieve samenwerking
Het samen optrekken van boeren, burgers, bedrijfsleven én bestuurders wordt dé kritische succesfactor bij de invulling van nieuwe energielandschappen. Het opzetten van samenwerking in een coöperatieve vorm is daarbij de eerste stap. Daarbinnen vloeien de winsten uit de opbrengsten van het windmolen- of zonneparkpark terug naar de boer en burger!
Bron: Countus