Een team van Europese onderzoekers heeft in de afgelopen jaren de genetische variatie verspreiding van de veroorzaker van gevreesde aardappelziekte phytophthora in kaart gebracht. Dat gebeurde op een schaal die uniek is in de wereld: er zijn in dertig Europese landen monsters verzameld en gekarakteriseerd. Geert Kessel: “Doel is om de ziekte steeds gerichter aan te pakken door de keuze van rassen en middelen.” Samen met zijn collega’s binnen Wageningen University & Research adviseert hij andere landen bij een soortgelijke opzet. Binnen het ERA-NET IPM Blight 2.0 wordt de aanpak intussen doorontwikkeld als een nieuwe standaard voor een geïntegreerde aanpak van gewasziekten.
Unieke aanpak
Bijzonder aan het Europese samenwerkingsverband EuroBlight, is dat onderzoekinstituten nauw samenwerken met het aardappelbedrijfsleven bij het in kaart brengen van de genetische variatie en genetische veranderingen in Phytophthora infestans. Medewerkers van onder meer gewasbeschermingfirma’s verzamelen gedurende het groeiseizoen van de aardappelen door heel Europa monsters van actieve aantastingen in het veld. Met speciaal hiervoor ontwikkelde stempelkaarten, maken ze een soort ‘vingerafdruk’ van het DNA van de ziekteverwekker. Laboratoria in Nederland, Schotland en Frankrijk analyseren de monsters en slaan de uitkomst op in een centrale database. In de afgelopen drie jaar zijn op die manier al 3.000 monsters getypeerd, afkomstig uit 30 verschillende landen.
Welk type zit waar?
De onderzoekers hebben een goed beeld kunnen vormen van de genetische diversiteit van Phytophthora infestans. Ongeveer driekwart van de gevonden genotypen komt op meerdere plekken in Europa voor. Dat zijn de zogeheten klonale lijnen. Het overige kwart betreft nieuwe types, ontstaan door seksuele voorplanting en natuurlijke mutaties van de schimmelachtige ziekteverwekker. Nieuwe types duiken vooral op in de intensieve teeltgebieden, waar de ziektedruk groot is.
Gerichte inzet van chemie en rassen
Door de genetische verschuivingen in de populaties te volgen, kan de aardappelsector de bestrijding van de ziekte gerichter uitvoeren. Telers en hun adviseurs kunnen beter inschatten of een bepaalde chemische groep van gewasbeschermingsmiddelen nog steeds goed werkt of dat de ziekteverwekker zich aan de werkzame stof heeft aangepast. Op een soortgelijke manier is bijvoorbeeld te voorzien welke resistente aardappelrassen het goed zullen doen.
Online tools voor telers
Goed naar de ziekteverwekker kijken en de teeltmaatregelen daar op afstemmen, is de basis voor wat geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest Management, IPM) wordt genoemd. In een nieuw Europees project wordt de opzet van EuroBlight verder doorontwikkeld in het ERA-NET IPM Blight 2.0. De uitgebreide ziektemonitoring wordt hierbij gekoppeld aan online tools voor telers en adviseurs. De aanpak van de aardappelziekte moet een voorbeeld worden voor de aanpak van ziektes in andere gewassen.
Aardappelziekte blijft lastig
In andere delen van de wereld, zoals Azië en Zuid-Amerika, zijn intussen ook initiatieven gestart om de genetische diversiteit van aardappelziekte te monitoren. Kessel en zijn collega’s helpen daarbij. “Dat betekent overigens niet dat de aanpak van phytophthora straks een peulenschil is”, zegt Kessel. “In Nederland en omliggende landen hadden telers dit jaar grote moeite om de plaag onder de duim te houden. Maar we kunnen er in ieder geval voor zorgen dat we de beschikbare kennis en tools zo goed mogelijk inzetten.”
Bron: Wageningen UR