In 2015 werd begonnen met het principe ‘pootgoed uit zaad’. De zogeheten hybride aardappel heeft ook vorig jaar weer een stap voorwaarts gemaakt. Volgens Pim Lindhout van Solynta werd in 2017 al zichtbaar dat in de inteeltlijnen alle eigenschappen aanwezig zijn om het product commercieel aantrekkelijk te maken. “Maar we zijn er nog niet in geslaagd al die eigenschappen in één ras onder te brengen.”
Solynta wil in 2018 dit verder ontwikkelen en daarmee zowel de kwaliteit als de opbrengst van de hybriderassen verhogen. Lindhout: “De verwachting is dat dit proces twee of drie jaar in beslag gaat nemen.” Vorig jaar augustus kwam Solynta nog volop in het nieuws dat het bedrijf heeft aangetoond met de bestaande niet-commerciële hybride aardappelen in twee jaar dubbele resistentie tegen Phytophthora kan inkruisen. Ook daarin wil het bedrijf komende tijd stappen maken: “Eind 2019 willen we series hebben van vier verschillende hybriden met in elke serie verschillende rassen met drie of vier ingekruiste resistentie-genen.”
Makkelijker
Volgens Lindhout is deze doelstelling zeker haalbaar. “Alle randvoorwaarden zijn aanwezig”, zo stelt hij. “Als we eenmaal resistente inteeltlijnen hebben, dan kan je vader/moeder gaan kruisen om genen te stapelen en dat is in feite ‘makkelijker’ dan de merker gestuurde terugkruisingen, die we tot nu toe gedaan hebben.”
“Niemand koopt een ras op basis van mooie verhalen”
Voordat de eerste rassen in de markt worden gezet, is het zaak het vertrouwen van de akkerbouwers te winnen. Zeker als het gaat om zaken als Phytophthora-resistentie. Lindhout beseft dat er wat dat betreft ook nog een lange weg te gaan is. “Niemand koopt een ras op basis van mooie verhalen; men moet het altijd eerst zelf zien. In zijn algemeenheid zie je bij nieuwe technologieën altijd dat de helft van de mensen direct enthousiast is en de andere helft is afwachtend, voorzichtig. Afgelopen jaar hebben we op twintig verschillende locaties (door heel Europa) veldproeven gedaan. Telers stonden bijna letterlijk ‘in de rij’ om mee te mogen doen.”
Meerwaarde aantonen
Lindhout vervolgt: “Er is dus al zeker een grote enthousiaste groep akkerbouwers die hiermee aan de slag willen en als wij de komende tijd erin slagen de meerwaarde van deze aardappelrassen aan te tonen, dan ben ik ervan overtuigd dat die groep alleen maar groter wordt.”
“Niemand geloofde mij”
Lindhout vertelt zijn verhaal al enkele jaren en ook in 2018 gaat hij namens Solynta langs bij diverse akkerbouwbijeenkomsten, zo was hij onlangs nog spreker tijdens het jaarcongres van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) in Nijkerk. Maar volgens hem zijn de reacties overal hetzelfde. “Toen ik in 2011 in Finland voor het eerst een verhaal hierover vertelde werd ik figuurlijk met ‘pek en veren’ de zaal uit gestuurd, niemand geloofde mij.”
Grote belangstelling
Sindsdien is er volgens Lindhout veel veranderd in de perceptie: “Eigenlijk was het tot augustus vorig jaar nog steeds lastig om mensen van het idee te overtuigen. Maar de demonstratie die we afgelopen zomer gegeven hebben, heeft veel mensen overtuigd en hebben we een wachtlijst van bedrijven (uit allerlei landen) die met ons willen samenwerken. De belangstelling vanuit de bedrijven in de sector is groot, maar voor boeren zelf blijft het lastig zolang er geen product in de markt is. Eind dit jaar komt daar hopelijk verandering in, want dan worden de eerste hybriden in Afrika getoetst om tot de markt toegelaten te worden. We zullen voordat we een ras in Nederland op de markt kunnen brengen echter eerst veel tijd en energie gaan stoppen in onderzoek naar de beste teelttechnieken.”
Economisch rendabel
En dan volgt volgens Lindhout de laatste stap richting de introductie van het eerste hybride aardappelras: “Als dat op de rit staat, dan krijgen we natuurlijk nog te maken met het economische verhaal. We richten ons in eerste instantie op pootgoed, want dat is het meest ‘vertrouwd’. Maar als blijkt dat het economisch rendabeler is om met direct zaaien te gaan werken, dan zal de praktijk daar op inspelen. Maar dat moeten we het komende jaar verder gaan onderzoeken.”