Rogier Schulte heeft in de jaren’90 in Wageningen gestudeerd, waarna hij voor twintig jaar richting Ierland vertrok. Schulte werkte daar voor het Ierse landbouwonderzoekinstituut Teagasc. Daar droeg hij bij aan de ontwikkeling van de Ierse landbouwstrategie. Om precies te zijn: hij was verantwoordelijk voor de wetenschappelijke input die Schulte nu ook toepast in zijn functie als hoogleraar Farming Systems Ecology aan de Wageningen Universiteit en Research (WUR). Schulte: “Duurzaamheid moet de motor van groei worden en niet de beperkende factor.”
Sinds 1 februari dit jaar draagt hij die gedachten ook uit als hoogleraar aan de WUR. “De functie bestond al, maar ik neem inderdaad die gedachtegang mee in mijn nieuwe functie. We houden ons bezig met de grote sprongen in duurzaamheid. De hele universiteit draagt eraan bij om binnen het huidige speelveld stapje voor stapje aan duurzaamheid te werken. En dat moet ook vooral zo blijven, maar binnen onze FSE-groep richten we ons specifiek op de grote sprongen. Als we echt oplossingen willen vinden, dan moeten we echt zoeken naar nieuwe bedrijfssystemen. Belangrijk is dat we de diversiteit aan oplossingen honoreren, zonder daar een “volgorde” aan te geven. Zaken als precisielandbouw, gebruik van Big-data, natuur-inclusieve landbouw, voedselbossen, biologische landbouw (ecologische processen in plaats van technologische processen) zijn daarin allemaal even belangrijk.”
Strip-cropping
Schulte vervolgt: “Voor de akkerbouwsector wordt specifiek gewerkt aan een systeem dat we ‘strip-cropping’ noemen. Daarbij combineren we de nieuwe inzichten vanuit de ecologie en de technologie. Telers zijn gewend aan het telen in monoculturen. Dat is ontstaan omdat er vanuit mechanisatieoogpunt behoefte was aan teelttechnieken waarin je alles op het gelijke moment kunt behandelen en oogsten. Daar komt nu een keerpunt in. Nieuwe technologie richt zich op autonome machines, die dus weer kleiner kunnen worden waardoor er ecologisch veel meer mogelijk wordt. Strip-cropping is de eerste stap. Daarin wordt in plaats van vierkante velden in stroken gewerkt. Uit die synergie is veel voordeel te halen op het gebied van plaag- en ziektebestrijding. Een plaag verspreidt zich in vier windrichtingen waardoor het kwadratisch groter wordt, bij het werken in stroken kan het zich alleen lineair uitbreiden. Het vormt dus een duidelijke risicovermindering op dat vlak.”
Belangen samenbrengen
Naast dit initiatief wordt er op allerlei vlakken – ook individueel – gewerkt aan het verbeteren van teelttechnieken. Cameratechnieken, sensing en het gebruik van drones (voor bijvoorbeeld bodem- en taakkaarten) ondersteunen volgens Schulte de doelstellingen van Farming Systems Ecology, maar hij moet ook toegeven dat het een hele uitdaging is om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. “Klopt, dat is niet eenvoudig. We zijn nu met diverse partijen in gesprek om te kijken hoe we ze mee kunnen nemen in de ‘grote planning’. Een aantal ingrediënten wordt nu al actief mee omgegaan, maar we zitten grotendeels nog in de planningsfase.”
‘Lighthouse-farms’
Schulte is nu bijna één jaar als hoogleraar verbonden aan het project. Het jaar 2017 is wat hem betreft een vruchtbaar jaar geweest waarin vooral gefocust is op het bij elkaar brengen van de juiste mensen. Vanaf nu wordt de tweede fase ingezet waarbij een netwerk van voorbeeldboerderijen – de zogeheten lighthouse-farms – wordt opgezet. Dat betreffen bedrijven die op een of andere manier de sprong naar de situatie in 2040/2050 al gemaakt hebben. Die zitten nu nog in landen als Indonesië, Ierland, Finland en Brazilië. Dat zijn bedrijven die hypermodern zijn en/of een filosofie najagen die past in de duurzaamheidsdoelstellingen. In Finland gebeurt dat door een circulaire economie vanuit de akkerbouw- en pluimveesector te bouwen op lokaal niveau. Ze produceren voedsel en zijn leverancier van bio-energie. De ene boer produceert graan, dat wordt door de andere boer voor een deel aan de kippen gevoerd en die kippenmest gaat weer naar droge vergisting van de eerste boer. Van het andere deel wordt brood gebakken. Het gas dat daarbij vrijkomt wordt gebruikt om de ovens en de drogers aan te drijven. Volgens alle berekeningen is er dan ook gas over om aan de consumenten te verkopen.”
“Ook de individuele akkerbouwer gaat hiervan profiteren”
Dit is niet direct 1-op-1 het toekomstbeeld voor de Nederlandse akkerbouw, maar is wel een schoolvoorbeeld waarbij iedereen zijn of haar sterke punten gebruikt om tot een duurzame landbouw te komen. Schulte: “In Nederland zou je kunnen denken aan voorbeeldbedrijven op het gebied van bodembeheer of ziektebestrijding. We gaan daarom de komende tijd op zoek naar akkerbouwbedrijven in Nederland die in dat toekomstbeeld passen. Binnen drie jaar hopen we dit project afgerond te hebben. Ik ben tot nu toe zeer tevreden over de vorderingen die de afgelopen negen maanden zijn gemaakt. Vooral op het gebied van toegepast onderzoek zijn er concrete stappen gemaakt, waardoor we in de WUR nog verder kunnen gaan in het maken van duurzaamheidsbeleid voor de komende decennia. Het moet allemaal wel praktisch uitvoerbaar blijven. De kritiek dat duurzaamheid alleen voor de grote jongens interessant is, willen we hiermee ook wegnemen. Ons uitgangspunt is de teler zelf. Iedereen heeft logische keuzes gemaakt op basis van het beschikbare keuzemenu, dus ook de kleinere, individuele akkerbouwbedrijven gaan hiervan meeprofiteren.”