Bij duurzame teeltmethoden hebben biostimulanten in potentie een nuttige functie. Of dat ook echt zo is, zullen praktijkproeven uit moeten wijzen. Nieuwe wetgeving dreigt die potentie op voorhand al in te perken.
“Dit mag niet gebeuren en moeten we snel samen met het ministerie van LNV op een verstandige wijze regelen”, zei Dirk de Lugt, voorzitter van BO Akkerbouw, bij het symposium dat zijn organisatie samen met Artemis en Agrodis organiseerde.
Er kwamen ruim 130 belangstellenden op het symposium ‘Biostimulanten in de akkerbouw’ af in Nijkerk. Ze toonden zich na presentaties van De Lugt, Harm Smit (LNV) en Piet Boonekamp (Artemis) bezorgd. De EU-Meststoffenverordening is sinds vorig jaar juli van kracht en treedt volledig in werking per juli 2022. In de tussenliggende tijd is er veel te regelen, waaronder nationale implementatie en de structuur en criteria voor beoordeling en standaarden. Vanaf juli 2022 is alleen een kleine groep biostimulanten met CE-keurmerk Europees toegelaten.
Te beperkt
Zowel tijdspad als reikwijdte van de EU-verordening zijn veel te beperkt, stelde Boonekamp. De EU-wet laat ruimte voor vier groepen micro-organismen als biostimulant, terwijl er veel meer zijn. Die krijgen sowieso geen toelating, tenzij Nederland dat nationaal regelt. Er was volop bijval uit de zaal voor het pleidooi van Boonekamp om dat snel en goed te regelen. Smit van LNV toonde zich bereid om samen met de sector aan de slag te gaan met de nationale wetgeving.
Wisselende ervaringen
Biostimulanten richten zich op abiotische stress(factoren). Daarmee verschillen ze, ook voor de wet, echt van gewasbeschermingsmiddelen. Die pakken biotische stress, veroorzaakt door ziekten en plagen, aan. Volgens Boonekamp kunnen biostimulanten bijdragen aan het verbeteren van de biologische buffering die nodig is in weerbare teeltsystemen. In de praktijk zijn er echter nog wisselende ervaringen. Artemis gaat daarom praktijkpilots starten in onder meer de akkerbouw om kennis en ervaring op te doen. Terecht, stelde zelfstandig adviseur Aad Termorshuizen. “De praktijk is aan zet! Wetenschappelijk onderzoek is tot nu toe beperkt in ons land. We moeten het doen met publicaties van buitenlands onderzoek. Die groeien de afgelopen jaren wel exponentieel, wat weergeeft dat het booming business is.”
Waanzinnig veel
Termorshuizen schetste dat er ‘waanzinnig veel’ biostimulanten zijn, boven- en ondergronds toe te passen op alle gewassen en bodemtypen en met een brede variatie (‘ratjetoe’) aan claims. Bij de Nederlandse, optimale groeiomstandigheden is er bij open teelten geen extra effect van biostimulanten te verwachten, stelde Termorshuizen: “Er is nu geen aanleiding om biostimulanten toe te passen. Effecten zijn afhankelijk van de situatie: weer, grondsoort en vocht bijvoorbeeld. Ofwel, effecten zijn perceelafhankelijk. Je zult veelvuldig moeten testen.”
Verweggistan
Dat werd onderschreven door Dirk Bakker (Agrodis). Hij maakte ook een kanttekening: “Veel proeven met goede resultaten bij gebruik van biostimulanten zijn gedaan in ‘Verweggistan’. Nu we in Nederland afgelopen zomer de 40 graden hebben ‘aangetikt’ en ook met andere omstandigheden gelijkenis vertonen met ‘Verweggistan’, hebben we rekening te houden met steeds meer stressfactoren.” Volgens Bakker hebben biostimulanten veel raakvlakken met de bemesting en de gewasbescherming en zal het teeltplan van de akkerbouwer zich richten op weerbare planten die minder last van stress hebben en minder gevoelig zullen zijn voor ziekten en plagen. “Dit vereist een forse kennistoename van alle factoren rondom een teelt en is dus een grote uitdaging voor de akkerbouwers en hun adviseurs.”
Bron: BO Akkerbouw