“Ondanks de droogte viel de oogst van wintertarwe en zomergerst eind juli en begin augustus zeker niet tegen. De droogte heeft wel 25% opbrengst aan aardappelen gekost en ongeveer een derde opbrengst in de uien”.
Hoewel de televisiebeelden van uitgedroogde, verstofte akkers met verdorde aanplant anders doen vermoeden, is de zomer van 2018 niet voor alle akkerbouwers uitgelopen op een drama. Van regio tot regio is het beeld anders.
Dit heeft te maken met:
- De grondsoort in combinatie met mogelijkheid tot beregening.
- De keuze welke gewassen dit jaar zijn aangeplant in combinatie met het afgesloten contract.
We lichten dit hieronder toe. 1. De grondsoort in combinatie met mogelijkheid tot beregening De hoeveelheid organische stof (afgestorven blad, stoppels, wortels en dierlijke mest) en het bemestingsniveau in een akker is van cruciaal belang voor de productieopbrengst van die akker. Organische stof is als een spons: het houdt water vast bij droogte en kan water bufferen bij overtollige regenval. De combinatie van organische stof en bodemleven bepaalt hoeveel nutriënten beschikbaar zijn.
Zandgronden kunnen in droge periodes minder water en meststof vasthouden dan kleigronden. Zandgronden zijn bij droogte dus minder productief dan kleigronden. De hoger gelegen oostelijke en zuidelijke landbouwgebieden van Nederland bestaan vooral uit zandgrond. De lager gelegen noordelijke en westelijk landbouwgebieden, uitgezonderd de kuststreek, bestaan vooral uit klei. Naarmate het lokale grondwaterpeil zakte, ging een meerderheid van de 21 Nederlandse waterschappen over op lokale verboden op beregening uit oppervlaktewater. Medio oktober hadden nog altijd zes waterschappen, allemaal gelegen op de hoge zandgronden, een dergelijk verbod.
Vier zandgrond-waterschappen (Vechtstromen, Rijn & IJssel, Brabantse Delta, De Dommel) gingen bovendien zover dat ze lokaal verboden afvaardigden op het ont – trekken van grondwater voor beregening, daar waar landbouwgrond grenst aan natuurgebieden. Deden ze dat niet, dan zou de grondwaterstand daar zakken dat de natuur onherstelbaar beschadigd zou worden. Volgens de Waterwet1 heeft grondwaterpeilbehoud in natuurgebieden bij droogte voorrang op tijdelijke beregening van naburige landbouwgewassen.
(bron: Unie van Waterschappen. Bewerking: ABN AMRO.)
De keuze welke gewassen dit jaar zijn aangeplant in combinatie met het afgesloten contract
De teeltplannen van de akkerbouwers variëren van seizoen tot seizoen en van perceel tot perceel. Sommige gewassen hebben een zwaarder beslag op de bodem dan andere. Door telkens roteren met gewassen en de bemesting aan te passen, kunnen akkerbouwers de hoeveelheid en onderlinge verhouding van nutriënten in de bodem op niveau houden. Daarnaast weerspiegelt het teeltplan een visie op de markt: ‘welke prijs verwacht ik en welk risico wil ik daar bij lopen?’
De akkerbouwer kan het totale risico beïnvloeden door in meer of mindere mate de prijs vooraf vast te leggen, zoals bijgaand staatje aangeeft. Hoe vaster de afspraken, hoe minder de agrariër te maken heeft met de actuele marktprijs. In tijden van hoge marktprijzen loopt hij winst mis, in tijden van lagere prijzen profiteert hij.
De combinatie van grondsoort, bemesting, beregeningsmogelijkheid, gewaskeuze en contractvorm leidt dus voor elke akkerbouwer tot een andere uitkomst. Op landelijke schaal schat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het totaalbeeld per gewas dit jaar zo:
De winnaars en verliezers in akkerbouw, verdeeld over de gewassen
De oogstramingen 2018 zijn voorlopig, in januari volgen definitieve cijfers. Deze weken de afgelopen jaren maximaal 9% af van de voorlopige cijfers. Dit jaar is de onzekerheidsmarge groter, zo waarschuwt het CBS, vanwege de grote lokale verschillen die ontstonden vanwege de beregeningsverboden.
Wat opvalt is de goede keuze die veel boeren hebben gemaakt met zomertarwe. De beteelde oppervlakte daarvan steeg met 88%, waarbij de bruto opbrengst per hectare door het zomerweer met naar schatting 10% steeg. Ook de extra inzet op rogge wordt beloond, zo blijkt uit het overzicht. Volgens het Amerikaanse ministerie van landbouw is het seizoen 2018/2019 het tweede achtereenvolgende seizoen dat de wereld meer graan verbruikt dan oogst. Daardoor moeten de voorraden worden aangesproken. Dat stuwt de prijzen van tarwe, mais en gerst op de wereldmarkt. Want hoe kleiner de voorraad, des te meer tegenvallers in de oogst worden gevoeld op de afzetmarkten.
Op te verwachten hogere maisprijzen anticipeerden Nederlandse boeren met een 1,5% uitbreiding van het totaal aantal hectaren aan maissoorten, maar hier ging het door de droogte juist mis. De oogst per hectare snijmais is naar verwachting 32% lager uitgevallen, die van corn cob mix 43% en van korrelmais 48%. Dit zal de trend naar het zaaien van vroege rassen versterken. Vroege rassen leggen al vroeg in het seizoen hun kolf en pluim aan, van droogte is dan nog meestal geen sprake. De vroege rassen hadden daarom deze zomer een veel betere kolfontwikkeling dan midden- en late rassen en ze worden ook in een koude, sombere nazomer volledig rijp.
Negatief effect op de aardappelen
Aardappeltelers zijn eveneens van een koude kermis thuisgekomen, met recordprijzen op de wereldmarkt, maar een naar verwachting 24% lagere hectareopbrengst bij een gelijkblijvend areaal. De opbrengst van aardappelen ligt hierdoor naar schatting op het laagste niveau sinds 1998, toen door heftige regenval de oogst tegenzat. Dit ligt met name aan de vroege rassen. Alle temperaturen boven de 28°C hebben een negatief effect op deze aardappels. In juli is het veertien dagen lang warmer geweest dan 28°C. Daardoor is de aardappel vroeg gaan rijpen. Dit levert kleinere aardappelen en meer doorwas op. Schrale troost: door de zon is het zetmeelgehalte hoog, wat meer smakelijke aardappels oplevert.
Al naar gelang de mogelijkheid tot beregening is de uienteelt dit jaar een zaak van uitersten geworden. Er worden recordprijzen betaald, maar daar profiteren alleen de boeren van die daadwerkelijk opbrengst hebben. Boeren in Zeeuws-Vlaanderen en Schouwen-Duiveland lijden – voor het derde jaar op rij – het meeste.3 De minimumopbrengst bedraagt daar slechts 7 ton per hectare, terwijl de uitschieters naar boven wel tot 84 ton gaan.
Gemiddeld gaat het CBS voor zaai-uien uit van een geraamde opbrengst van 32 ton, tegen 58 ton een jaar eerder.
Onder akkerbouwers is een levendige discussie ontstaan over de mogelijkheden om zich beter te wapenen tegen droge zomers. Is het met het oog op de toekomst goedkoper om beregeningsinstallaties te bezitten in plaats van te huren? 5 Feit blijft dat ze prijzig zijn in gebruik, zowel wat betreft de inzet van mankracht als van diesel. Ook de voorheen niet zo populaire brede weersverzekering (zie kader) mag zich verheugen in hernieuwde belangstelling.
Brede weerverzekering in opkomst
Op dit moment heeft naar schatting ongeveer 3% van alle boeren met open teeltgewassen een brede weersverzekering.6 Daarmee dekken ze zich in tegen schade door hoosbuien en hagel. Maar ook droogte valt onder de dekking. Doordat het eigen risico hoog is, gaan veel boeren ervan uit dat de verzekering hen meer kost dan oplevert en zien ze er van af. De regering wil de assurantiebelasting van 21% over de nettopremie van de weerverzekering laten vervallen. De maatregel ligt nu ter goedkeuring bij de Europese Commissie.
Bron: ABN-AMRO, 21-12-2018