Huishoudens met een melkveebedrijf hadden in 2021 een inkomen van gemiddeld 77 duizend euro, dit is lager dan het agrarische gemiddelde van 82 duizend euro. Alleen akkerbouwers hadden een lager inkomen. Huishoudens met een pluimveebedrijf hadden gemiddeld een hoger besteedbaar inkomen; 115 duizend euro. Het langdurig armoederisico van agrarische huishoudens was in 2021 laag, ongeacht het bedrijfstype. Dit blijkt uit onderzoek van het CBS.
Van de agrarische huishoudens met een melkveebedrijf in 2021 behoorde 54,7 procent tot de 20 procent huishoudens met de hoogste inkomens in Nederland. Onder de pluimveebedrijven was dat 73,6 procent. Gemiddeld viel 53,0 procent van de huishoudens met een bedrijf in de agrarische sector in de hoogste inkomensgroep. Alleen akkerbouwers hadden een lager inkomen dan het gemiddelde van alle agrarische bedrijven.
Het besteedbare inkomen van 6,8 procent van de huishoudens met een melkveebedrijf behoorde tot de laagste 20-procent-inkomensgroep. Voor agrarische huishoudens met een pluimveebedrijf was dit 4,6 procent.
Langdurig armoederisico agrarische huishoudens laag ongeacht bedrijfstype
In 2021 had 5,3 procent van de huishoudens met een melkveebedrijf een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Het gemiddelde risico op armoede in Nederland was 6,3 procent. Onder huishoudens met een pluimveebedrijf was dat 3,8 procent.
Huishoudens met een varkensbedrijf hadden het hoogste risico op armoede. Van de deze huishoudens had 12,4 procent een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Van de glastuinbouwbedrijven viel 2,6 procent van het inkomen onder de lage-inkomensgrens. Zij hadden het laagste risico op armoede van alle bedrijven in de agrarische sector.
Dat het risico op armoede niet structureel hoeft te zijn, blijkt uit het langdurig armoederisico. Van de huishoudens met een melkveebedrijf had 0,7 procent in tenminste de laatste vier jaren een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Onder varkensbedrijven was dat 0,3 procent en voor glastuinbouwbedrijven was dit 0,4 procent. Glastuinbouwbedrijven hebben relatief vaker rechtspersoonlijkheid en bedrijven met rechtspersoonlijkheid zijn buiten beschouwing gelaten.
Bedrijfsgrootte effect op huishoudensinkomens en armoederisico
Naast bedrijfstype speelt ook bedrijfsgrootte een rol in de hoogte van het huishoudensinkomen en het armoederisico. Agrarische huishoudens in de laagste SO-klasse hadden in 2021 een gemiddeld inkomen van 65 duizend euro. De SO-klasse is een gestandaardiseerde maat voor de economische omvang van agrarische bedrijven, gebaseerd op de opbrengst die gemiddeld op jaarbasis per gewas of diercategorie wordt behaald. Agrarische huishoudens in de hoogste SO-klasse hadden een gemiddeld inkomen van 122 duizend euro.
Huishoudens uit deze laatste groep hadden in 2021 ook het hoogste risico op armoede. Van de 700 huishoudens in de hoogste SO-klasse vielen de inkomens van 7,9 procent onder de lage-inkomensgrens.
Net zoals bij de indeling naar bedrijfstype, ligt het langdurig armoederisico voor alle SO-klassen lager dan het armoederisico in 2021. In tenminste de laatste vier jaren hadden 10 huishoudens (1,6 procent) van de huishoudens uit de hoogste SO-klasse een inkomen onder de lage-inkomensgrens.
Bron: CBS