Nederland behoort tot de grootste en efficiëntste bietenteeltgebieden in de wereld. Als op 30 september 2017 het Europese bietenquotum vervalt zullen de bietentelers rekening moeten houden met meer concurrentie uit Europa, maar tegelijkertijd zorgt het loslaten van het productiequotum ook voor meer exportmogelijkheden buiten Europa.
Vooruitgang
Deze conclusies kunnen getrokken worden uit het onlangs gehouden symposium ‘Bieten het nieuwe graan’. Marcel Arts vertelde namens KWS dat op het gebied van genetica veel gedaan wordt om de Nederlandse concurrentiepositie te verbeteren. Dit wordt gedaan door kwalitatief sterkere rassen te ontwikkelen die een hogere resistentie hebben dan de huidige bietenrassen, maar ook door te kijken naar het productieproces van het bietenzaad.
Lodders: “Past in liberalisering van het landbouwbeleid”
VVD-kamerlid Helma Lodders sprak tijdens het symposium vooral over de wet- en regelgeving vanuit de Europese Unie. Die mag de bietentelers niet blokkeren bij het innoveren en ondernemen: “Het einde van het quotum past in de verdere liberalisering van het landbouwbeleid. Onderlinge concurrentie tussen suikerproducenten zal toenemen. De suikerproductie zal de komende tien jaar met ruim vijf procent stijgen. Nederland kan hierbij met haar hoogproductieve en innovatieve landbouw een belangrijke rol in spelen. Wij kunnen een substantiële bijdrage leveren aan de stijgende vraag naar voedsel en dat voedsel op een hoger niveau brengen. De Nederlandse suikerindustrie is de efficiëntste van Europa. Wij kunnen ons na het vervallen van het productiequotum zonder meer handhaven en wellicht zelfs verbeteren. Verdere liberalisering zal macro-economisch weleens goed kunnen uitpakken voor ons land.”
Minimumprijs
Coöperatie Cosun gaf al eerder aan voldoende kansen te zien voor het groeien van de Nederlandse bietenteelt. Zodra het quotum vervalt hanteert Cosun een eigen minimumprijs, een prijs die hoger ligt dan de huidige Europese minimumprijs. Dit moet de teler zekerheid geven, de huidige marktpositie versterken en de export stimuleren. De coöperatie wijst daarnaast op het feit dat de kwaliteit van de bieten de basis is en blijft, maar dat er ook gezocht moet worden naar nieuwe toepassingen van de diverse grondstoffen uit de biet. Volgens Gert Sikken, directeur agrarische zaken bij de Suiker Unie wordt daar nu al volop aan gewerkt: “Bieten zijn niet alleen een voedingsmiddel. Er zijn vele toepassingen denkbaar. Eén daarvan is het chemisch bewerken van bietenpulp tot microvezels. Door dit toe te voegen aan oplossingen van vloeistoffen zoals verf en wasmiddel worden die producten verbetert. Verf loopt minder uit als de microvezels uit de bieten worden toegevoegd”, zo vertelde hij op het symposium. De Suiker Unie heeft een specialiteitenfabriek in Roosendaal opgestart om juist deze toepassing te benutten. Volgens Sikken zijn er veel bedrijven geïnteresseerd in deze ontwikkeling. “Dit soort specifieke toepassingen biedt zeker kansen. Niet in grote volumes, maar ze kunnen wel een rol spelen in de teelt van de toekomst.”
Ook onderstreepte hij de visie van Lodders dat het vervallen van het quotum de positie van de Nederlandse bietenteler kan verbeteren: “Om de telers hierbij te helpen krijgt vanaf 2017 iedereen de mogelijkheid om maximaal 20 procent leveringsrechten erbij te nemen, met daar bovenop een hoger toewijzingspercentage. Niet iedereen kan dat invullen, maar over heel Nederland is dit wel realiseerbaar, al zal dat natuurlijk per regio verschillen. Er zullen zeker verschuivingen plaatsvinden qua areaalverdeling. Dat is geen natte vinger gevoel, maar gebaseerd op marktanalyses.”
Lodders: “GLB is naar mijn mening failliet”
Volgens Lodders zijn er, ondanks de diverse kansen, ook zorgen voor de bietentelers: “Binnen het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) krijgen in totaal tien landen een structurele vergoeding. Het gaat hier om een gemiddelde steun van 300 euro per hectare. Dit werkt concurrentieverstorend, want in Nederland kennen wij die steun niet. Hier ligt dus een duidelijke opdracht voor de politiek. Mensen die mij volgen weten dat ik al enige tijd een pleidooi hou over het faillissement van het GLB. In Europa geven we jaarlijks meer geld uit aan landbouwbeleid dan we in Nederland aan Onderwijs, Veiligheid & Justitie, Infrastructuur & Milieu en Defensie bij elkaar uitgeven. We pompen jaarlijks 62 miljard euro in een systeem dat innovatie remt en boeren compenseert voor dwingende maatregelen die door datzelfde Europa worden gesteld. Het Europese landbouwbeleid dat zestig jaar geleden is opgericht om te zorgen voor een concurrerende, veilige en duurzame voedselproductie is naar mijn mening failliet. We kunnen ons niet veroorloven dat landbouwsubsidies aan de lokale sjoelvereniging in Frankrijk, de aanleg van een speeltuin in Slowakije of een indoor squashbaan in Frankrijk worden gegeven. Dat lijken rare voorbeelden, maar het zijn waargebeurde praktijkvoorbeelden. Dat kan niet de bedoeling zijn.”
“Regels en wetten gebaseerd op feiten”
Lodders vervolgt: “Evenmin heeft het zin om knellende maatregelen op te leggen en die vervolgens te compenseren. Regels die alleen maar in de weg zitten. Meest prangende voorbeeld hiervan is de vergroeningsregel vanuit GLB. De maatregel dat je vijf procent van je land niet mag gebruiken – er liggen zelfs al voorstellen om dit op te hogen naar zeven procent – is slecht voor de Nederlandse concurrentiepositie. Franse en Spaanse boeren lachen zich een kriek: zij hebben voldoende gronden die tegen de heuvels liggen en slechte gronden die ze toch niet gebruiken. En daar krijgen ze nu ook nog een vergoeding voor. We moeten af van het gesubsidieerde systeem waar productie van voedsel wordt geremd, in plaats van gestimuleerd. We moeten zorgen dat regels en wetten op feiten worden gebaseerd en overal in Europa in hetzelfde zijn. Geen regels door onderbuikgevoelens of hobby projecten van milieuorganisaties. Akkerbouwers zijn prima in staat om door middel van drones of precisielandbouw de opbrengsten te verhogen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verlagen. Het GLB moet een gemeenschappelijk voedselbeleid worden.”
“Minder geld? Dan ook minder regels!”
Lodders gaf ook aan dat er in Den Haag veel gesproken wordt over landbouw en niet alleen over vluchtelingen: “Dat zal u verbazen”, zei ze tegen een vragensteller uit de zaal. “Er wordt veel over landbouw gesproken. Ik zeg dan altijd: Geef ons de kaders. Zorg dat we gestimuleerd worden om te innoveren. Het is niet erg als er minder geld uit Brussel komt, maar dan willen we ook minder regels. Akkerbouwers worden gek van alle administratieve lasten. Als ik alleen al kijk naar de klachten die ik binnenkrijg over de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), dan zegt mij dat voldoende. “