Akkerbouwers zien hun inkomen uit bedrijf stijgen door gemiddeld hogere prijzen en goede opbrengsten van de gewassen. Het geraamde inkomen voor oogstjaar 2022 komt uit op 133.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Dit is een toename van ruim 50.000 euro vergeleken met 2021 en bijna 80.000 euro boven het meerjarig gemiddelde van 2017-2021. Andere teeltsectoren scoren fors lager dan in 2021. Dit blijkt uit de jaarlijkse inkomensraming van Wageningen Economic Research.
De prijs voor uien lijkt weer op een goed niveau; dit heeft ook te maken met een lager aanbod. De productie elders in Europa valt tegen. Voor de oogst 2022 wordt rekening gehouden met meer dan een verdubbeling van de prijzen ten opzichte van 2021.
Consumptieaardappelen, suikerbieten en graan
Voor consumptieaardappelen die in 2022 zijn geoogst, wordt een duidelijke prijsstijging voorzien van rond de vijftig procent. De oogst in Nederland is op goed niveau, terwijl er in het buitenland minder is geoogst. Dit komt de prijs ten goede. Ook voor de suikerbieten wordt een hogere prijs geraamd voor oogst 2022 (plus 25 procent). De wereldmarktprijzen voor suiker zijn nog steeds op een goed niveau. Door de oorlog in Oekraïne stegen de graanprijzen in maart sterk. Oekraïne en Rusland zijn belangrijke spelers op de wereldwijde graanmarkt. Er is een prijsstijging van granen geraamd voor oogstjaar 2022 van twintig procent. Daarnaast zijn de prijzen voor inputs over de hele linie fors gestegen. Vooral meststoffen, gas, elektriciteit en brandstof werden fors duurder.
Het inkomen op zetmeelaardappelbedrijven stijgt, maar in mindere mate. De stijging in opbrengsten voor oogstjaar 2022 wordt hoger geraamd dan de toename in de kosten. Zetmeelaardappelen zullen naar verwachting twintig procent meer opbrengen dan vorig jaar. Per saldo wordt daardoor een stijging van het inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje voorzien tot 81.000 euro, dat is 13.000 euro meer dan vorig jaar en circa 35.000 euro boven het meerjarig gemiddelde van 2017-2021.
Forse lagere inkomens in bollen- en vollegrondsgroenteteelt
In de bloembollenteelt wordt voor 2022 een gemiddeld inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje geraamd van ongeveer 220.000 euro. Dat is een afname van circa 90.000 euro ten opzichte van 2021. Daarbij moet worden aangetekend dat in 2021 het hoogste inkomen ooit werd gerealiseerd. Dat was te danken aan een historisch goed prijsniveau en inkomsten uit coronasteunmaatregelen van gemiddeld circa 100.000 euro per bedrijf. In 2022 is de omzet van bloembollen verder gestegen door een betere prijs in combinatie met een hoger volume. De afzet van bloembollen lijkt daarom vooralsnog weinig gevoelig voor hogere teeltkosten in de broeierij, een afzetbeperking naar Rusland, inflatie en een dalende koopkracht van de consument. Door de forse kostenstijging met 16 procent en het beëindigen van de coronasteunmaatregelen is het inkomen weliswaar gedaald maar nog steeds op een voor de sector hoog niveau.
Het gemiddelde inkomen uit bedrijf in de boomkwekerij wordt voor 2022 geraamd op circa 78.000 euro per onbetaalde aje. Dit is een daling van veertig procent ten opzichte van 2021. Deze daling komt vooral door een toename van de kosten met gemiddeld negen procent, waarbij opgemerkt moet worden dat 2021 een uitzonderlijk goed jaar was. Die stijging van de kosten zat vooral in duurder plantmateriaal, één van de grootste kostenposten op het bedrijf. Hiermee komt een einde aan de positieve inkomensontwikkeling die zichtbaar is vanaf 2015.
Vollegrondsgroenteteelt
Op de vollegrondsgroentebedrijven wordt voor 2022 een gemiddeld inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje geraamd van circa 51.000 euro, een daling van 28.000 euro ten opzichte van 2021. Het lagere inkomen is enerzijds het gevolg van kostenstijging over de gehele linie. Anderzijds viel het bedrag aan coronasteunmaatregelen circa 30.000 euro lager uit door stopzetten van de regeling. Hierdoor daalt het inkomen onder het gemiddelde van de voorgaande vijf jaren.
Grote verschillen tussen sectoren
Tussen en ook binnen bedrijfstypen in de land- en tuinbouw zijn de verschillen in inkomen groot. Agrarisch bedrijfseconoom Harold van der Meulen van Wageningen Economic Research: “In 2022 zien we in alle land- en tuinbouwsectoren sterke kostenstijgingen voor energie, veevoer en kunstmest. In een aantal sectoren worden deze kostenstijgingen ruimschoots gecompenseerd door hogere opbrengstprijzen voor geleverde producten. Bijvoorbeeld in de melkveesector, de akkerbouw en de glasgroenteteelt. Er zijn ook agrarische sectoren, bijvoorbeeld de varkenshouderij, waarbij de afzetprijzen van biggen onvoldoende zijn toegenomen om de kostenstijgingen te compenseren. Daarnaast geldt in de overige tuinbouwsectoren dat de afzetprijzen van bloemen, planten en fruit zelfs zijn gedaald met forse inkomensdalingen tot gevolg.”
Kosten hoger, opbrengsten groter
De betaalde kosten en afschrijvingen per landbouwbedrijf worden in 2022 gemiddeld 23 procent hoger geraamd. Dit komt voornamelijk door sterke prijsstijgingen van energie, kunstmest en veevoer. Deze prijsstijging van aangekochte goederen wordt veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, die heeft geleid tot duurdere graanimport voor veevoer. De gasprijzen zijn gestegen als gevolg van beperkingen van de gasimport uit Rusland en onzekerheid op de energiemarkt.
De opbrengsten per land- en tuinbouwbedrijf stijgen in 2022 volgens deze raming gemiddeld met 23 procent, vooral door betere afzetprijzen voor geleverde producten en toename in bedrijfsomvang. Dit zijn in de land- en tuinbouw ongekende mutaties. Ook in 2021 was er al een forse stijging in opbrengsten (plus tien procent) en in mindere mate van de kosten (plus drie procent). Hierdoor zijn de gemiddelde opbrengsten per bedrijf in twee jaar tijd toegenomen van 630.000 euro naar ruim 850.000 euro.
Onbetaalde arbeidsjaareenheden
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje.
Tekst: Gerben Hofman