Distels, ridderzuring en aardappelopslag. Nauwkeurige dronebeelden vormen de basis voor taakkaarten die op de terminal van Amazone-veldspuiten worden ingeladen. Akkerbouwbedrijf Sturm uit Ens deed mee aan een proef van Dronewerkers en is enthousiast. “Als het betaalbaar blijft, is dit een uitstekend alternatief voor camera’s op de spuitboom.”
Alleen spuiten op plekken waar geconcentreerde distelplekken zitten. Voor Max Sturm is een stukje maatwerk met bespuitingen een belangrijke motivatie om deel te nemen aan een proef met DroneLink. “Als je tien, in plaats van honderd procent van een perceel bespuit, scheelt dat natuurlijk enorm als je kijkt naar milieubelasting en groei. Daarnaast kost een volveldse bespuiting met Lontrel bij bieten één procent suiker, maar de winst is met name te halen bij de hoogsalderende gewassen als peen.”
Samen met zijn ouders en zijn broer runt hij een akkerbouwbedrijf in Ens. Distels zijn voor de telers een probleem. “Het liefst werk je met taakkaarten, die precies aangeven op welke plekken je de middelen uitsluitend wilt gebruiken.” Spuitbomen met camera’s kunnen uitkomst bieden bij plaatsspecifieke bespuiting. “De toepassing is echter duur en bovendien nog onvoldoende in de praktijk toegepast.”
Amazone-importeur Kamps de Wild bracht Sturm op het spoor van Dronewerkers. Dit is een groep die zich de ‘loonwerkers van morgen’ noemt. Zeven professionals, verdeeld over Nederland, zetten drones voor agrarische toepassingen in. Voor de Amapad2-terminal is software ontwikkeld waarmee een groot perceel in kleine stukken wordt verdeeld. “Eigenlijk houd je de machine wat voor de gek. De bespuiting wordt niet per dop aangezet, dat kan namelijk niet. Per dop uitzetten kan wel.”
Gerichte bespuiting in bietenveld
Met een drone is afgelopen voorjaar een perceel met bieten in beeld gebracht. “Maar we zagen ook in wortelen distels door de rug naar boven komen. Dus ook daar zijn dronefoto’s van gemaakt.” Als resultaat kreeg Sturm een taakkaart met vlekken waar sprake is van disteldruk. De software maakt er een grid van. Dit zijn blokken die precies over het spuitspoor heen liggen. Om de 25 centimeter zit een dop, die per vijftig centimeter schakelen. “Dan is het wachten totdat de distels boven de bieten uitkomen. Sommige collega’s spuiten meermaals en langer met lagere doseringen. Wij geven het liefst in één keer de volle mep voor het in bloei komen.”
De miljoenen polygonen uit de taakkaarten worden voor een gerichte bespuiting ingezet. “De terminal had moeite, maar eenmaal in het veld ging het uitstekend. Met een snelheid van elf kilometer per uur ging het gewoon goed. Ook de drukverschillen zorgen in de praktijk niet voor problemen. Dit is een kritisch punt, voor het resultaat van de bespuiting niet, maar dit kan wel een probleem worden met de drukregistratie die eraan komt. Hierop moet je in dat geval anticiperen met je rijsnelheid.”
Sturm merkte wel dat met name voor de bieten de tijd tussen het maken van de dronefoto’s en de daadwerkelijke bespuiting in het vervolg korter moet. “De drone vloog begin mei. Wij hebben het middel op 1 augustus toegepast. Dan merk je wel dat op andere plekken er weer distels bij zijn gekomen. In peen vlogen we 1 juni en spoten we veertien dagen later. Daar bleek het erg effectief.”
Ridderzuring
Het zaadje voor DroneLink werd eind 2017 door Dronewerkers gelegd. Samen met de Hogeschool in Leeuwarden (NHL) werd een proef opgezet met het opsporen van ridderzuring in grasland door een drone. “Het opzetten van een algoritme is in het begin een forse investering, toch is het gelukt om een werkend prototype te ontwikkelen”, schetst Leks Bolderdijk van Dronewerkers. Amazone werd als partner bij het project betrokken. “Voor volgend jaar is het doel om zestig dronevluchten in Duitsland en Nederland te maken. Zo ontwikkel je steeds meer een robuuste standaard, die nodig is voor het algoritme.”
Voor Bolderdijk ligt de grote winst in de verschillen van opbrengst in een perceel. “Dat wordt echt onderschat. Bij ons in de Veenkoloniën is een variabel tussen de tachtig en dertig ton per hectare. Door niet plaatsspecifiek naar oplossing te kijken, laat je gewoon serieus geld liggen. Het vraagt om een maatwerk benadering van elke vierkante meter, als het nu gaat om bemesting, middelen en vocht.”
Ook Max Sturm ziet op zijn gronden grote opbrengstverschillen. “En wat de verklaring is? We hebben hier in de polder rechte percelen en een homogene grondsoort. Je ziet wel verschillen als je kijkt naar voorvruchten, en het ploegen in het najaar of ecoploegen in het voorjaar. In de bodem- en opbrengstkaart zijn tot op heden nog geen duidelijke overeenkomsten te zien. Deskundigen tasten ook in het duister waarom er een variabele in de opbrengst van uien per hectare is.” Leks Bolderdijk haakt op het praktijkvoorbeeld van Max Sturm in. “Dus zelfs op een homogeen perceel kan een verschil tot vijftig procent in opbrengst zitten. Dat is serieus geld.” Op grasland met ridderzuring gaat het om verschillen tussen een snede meer of minder.
Kapitaalkrachtige gewassen
De beelden van de drone worden op zonnige, onbewolkte dag gemaakt. “Met bewolking krijg je meer schaduwen en dus vlekken op de kaart.” Het blad van het gewas moet zo droog mogelijk zijn, zodat afwijkingen snel zichtbaar zijn. “Uiteindelijk is de vraag hoe groot het contrast is tussen vorm, structuur en kleur.” Bolderdijk denkt dat de toepassing kostentechnisch gezien het meest interessant is voor kapitaalkrachtige gewassen als wortelen, uien en aardappelen. “Voor granen waar het saldo lager is, kun je minder snel het verschil maken. Bovendien is het gewas ook minder gevoelig voor bijvoorbeeld distelgroei.”
Dronewerkers heeft op dit moment zo’n vijftien drones, variërend in prijsklasse, die voor agrarische toepassingen de lucht in gaan. “Zelf heb ik er drie, waaronder een eBee. Ook die kan hoge resolutie-opnames maken.” De Amapad-terminals zijn geschikt voor de taakkaarten. “De ontwikkelingen gaan snel. Amazone had niet eens in de gaten dat hun terminal geknipt is voor een toepassing als DroneLink.” Bolderdijk ziet met de software een kans om bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een discussie te beginnen over het toelaten van middelen. “Waarom zou de dosering niet verdubbeld kunnen worden, als het totale gebruik door dergelijke toepassingen met factor vier omlaag gaat. De toelatingen zijn nu te veel vanuit volvelds gedacht.”
Sturm is het met Bolderdijk eens. Zijn deelname aan de proef vloeit voort uit het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL). Als het kostentechnisch interessant blijft, wil de jonge akkerbouwer er ook graag mee door. “Distels komen veelal op dezelfde plek terug. In feite zouden we dezelfde taakkaarten bij een groeistoffenbespuiting in het graan weer kunnen gebruiken.”
Tekst: Martin de Vries
Foto's: Amazone