De NVWA voert binnen verschillende doelgroepen in de plantenteelt om de 4 jaar bij een aselecte groep telers onderzoek uit naar de naleving van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het doel is om een indicatie van de naleving te kunnen geven. In 2019 is een nalevingsmeting akkerbouw en vollegrondsgroenten uitgevoerd.
De reden om in deze 2 doelgroepen tegelijkertijd te controleren, is omdat veel bedrijven een combinatie van akkerbouw- en groentegewassen op hun bedrijven telen. Bij inspecties zijn meerdere of alle gewassen op een bedrijf gecontroleerd, waardoor er geen onderscheid is tussen akkerbouw en vollegrondsgroenten. De NVWA geeft de resultaten vrij in een factsheet.
Werkwijze NVWA
Voor de uitvoering van een nalevingsmeting worden inspecties uitgevoerd op het bedrijf van de teler, waarbij wordt gecontroleerd of de teler zorgvuldig omgaat met gewasbeschermingsmiddelen, deze op de juiste wijze toepast en voldaan wordt aan de administratieve verplichtingen als de spuitregistratie en de gewasbeschermingsmonitor. Daarnaast wordt de aanwezige voorraad gewasbeschermingsmiddelen gecontroleerd en worden er monsters van het gewas of grond genomen. Met gewas- of grondmonsters kan gebruik van toegelaten of niet-toegelaten middelen in het gewas worden vastgesteld. Gebruik van niet toegelaten middelen leidt tot het opleggen van een boete of waarschuwing.
Nalevingsindicatie
Op basis van waarschuwingen en boeterapporten was de nalevingsindicatie in 2019, 83%. Dit is lager dan de nalevingsindicatie van de vorige metingen in 2013 en 2015. Toen was de nalevingsindicatie op basis van waarschuwingen en boeterapporten 86%.
Monsterresultaten inspecties
Op de meeste bedrijven zijn 1 of meerdere monsters genomen van gewas, grond of geoogst product. Deze monsters zijn geanalyseerd op de aanwezigheid van werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen. In totaal zijn 133 monsters genomen waarvan 37 monsters (28%) niet (in de teelt) toegelaten stoffen bevatten. 3 monsters (waarvan 2 monsters op 1 bedrijf) zijn niet in Nederland toegelaten stoffen aangetroffen en is een boeterapport aangezegd. In 4 monsters zijn met niet in de teelt toegelaten stoffen aangetroffen en is eveneens een boeterapport aangezegd. Bij de 30 andere monsters waren voor de aanwezigheid van de niet in de teelt toegelaten stoffen mogelijke andere verklaringen dan gebruik, waaronder:
- Emissie/drift vanuit een naastgelegen perceel
- Restant spuitvloeistof van een vorige bespuiting in een andere teelt
- Afkomstig uit een voorgaande teelt
Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Bij 11% van de bedrijven is een boeterapport of schriftelijke waarschuwing met betrekking tot het gebruik van middelen aangezegd, waaronder voor het gebruik van imidacloprid (1x in suikerbiet) en thiametoxam (1x in aardappel). In 6 gevallen was er sprake van het gebruik van niet in de teelt toegelaten middelen. In 6 gevallen was er sprake van het gebruik van een niet (meer) in Nederland toegelaten middel. Bij 8 gevallen was er sprake van het overtreden van de wettelijke gebruiksvoorschriften van middelen waaronder overdosering, te vaak toepassen en het niet opvolgen van het minimale spuitinterval.
Voorraad gewasbeschermingsmiddelen
Bij 3% van de bedrijven werd een boeterapport of schriftelijke waarschuwing aangezegd voor het voorraad hebben van niet (meer) toegelaten middelen. In 3 gevallen werd een boeterapport aangezegd voor het op voorraad hebben van buitenlandse middelen. In 3 gevallen werd een schriftelijke waarschuwing aangezegd voor het op voorraad hebben van meerdere vervallen middelen welke samen een grote hoeveelheid vormden. Bij 30% van de bedrijven werden enkele vervallen middelen in de voorraad aangetroffen. Na inlevering van de middelen werden deze inspecties afgedaan met een akkoord na correctie.
Conclusie
De nalevingsindicatie in 2019 in akkerbouwgewassen en vollegrondsgroente is ten opzichte van de voorgaande meting in 2013 en 2015 licht gedaald, van 87% naar 83%. Bij de 183 geïnspecteerde bedrijven werd in twee gevallen gebruik van neonicotinoïde vastgesteld door onderzoek van gewasmonsters. Overige overtredingen betrof het gebruik van niet toegelaten middelen of het niet op orde hebben van de spuitregistratie.
Bron: NVWA