Afgelopen week heeft Delphy in samenwerking met BO Akkerbouw en Fedecom drie dagen lang veldtesten gedaan naar de bedekking en afrol van diverse driftreducerende spuittechnieken.
Dit gebeurde aan de hand van de zogeheten ‘verplaatsbare donkere kamer’. Tijdens de landelijke demodag driftreducerende spuittechnieken vertelde Delphy-adviseur Koen Peters over de bevindingen met achttien verschillende spuittechnieken en -dopcombinaties in de bladrammenas (liggend gewas) en de Japanse haver (staand gewas). Dit gebeurde in twee spuitvolumes om discussie te voorkomen: 210 liter en 320 liter (met uitzondering met de Delvano Airtec waar 150 liter is gebruikt). De spuitdruk bedroeg conform de DRD-lijst maximaal drie bar en een rijsnelheid variërend van 5,5 kilometer tot maximaal acht kilometer per uur.
Aan de hand van fluoriderende foto’s is de bedekking en afrol bij de driftreducerende klassen vanaf 75 procent tot aan de 99 procent driftreductie systemen en doppen te zien
Peters liet aan de hand van fluoriderende foto’s van diverse objecten zien hoe de bedekking en afrol bij de driftreducerende klassen vanaf 75 procent tot aan de 99 procent driftreductie systemen en doppen is geweest, maar echte hapklare conclusies – behalve hier en daar wat meer glinstering dan op andere afbeeldingen – konden daaruit niet getrokken worden. Delphy-adviseur Luc Remijn legt uit wat er dan wel precies met deze bevindingen wordt gedaan: “De diverse driftreductieklassen zijn nu al terug te vinden op de DRD-lijst. Wij hebben ook hier weer gezien dat qua bedekking het heel simpel is: hoe hoger je driftreductie gaat, hoe slechter de bedekking is als je met traditionele spuitdoppen werkt.
“Aanvullende technieken zorgen voor betere bedekking”
Remijn vervolgt: “Dus als je gaat spuiten met een vijftig procentdop in combinatie met een driftreducerende techniek, dan is de bedekking beduidend beter dan wanneer je alleen overstapt op het werken met een driftreducerende dop. Dat betekent dat er minder op het blad blijft zitten en valt er meer op de grond. Met als risico dat er middel in het oppervlaktewater terechtkomt. Eén van de conclusies luidt dan ook: als een akkerbouwer naar een fijner spuitbeeld en een hogere driftklasse wil, dan zal dat door middel van een aanvullende techniek moeten. Anders lever je in op de bedekking.”
“Manier van toepassen blijft belangrijk”
De eerste voorzichtige conclusie is een voorloper op een uitgebreidere analyse: “Het draait in eerste instantie natuurlijk vooral om de manier van toepassing. Vooral bij technieken als de Wingssprayer of de Dubex-Wave is het belangrijk om met de juiste (spuitboom)hoogte te werken om de drift te kunnen beperken. De geldt ook voor technieken die werken met luchtondersteuning: als je met een fijnere druppel spuit zal de luchthoeveelheid en -stroming aangepast moeten worden om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk op kale grond weerkaatst. Daar komt een bepaalde kennis en ervaring bij kijken.”
De verplaatsbare donkere kamer
Documentatie
“De gebruiker zal onze bevindingen moeten combineren met de informatie van de fabrikant en zijn of haar eigen praktijkervaring opdoen om zodoende de beste keuze te kunnen maken. Het is dus niet zo dat wij hiermee even klik en klaar aangeven welke techniek het beste werkt. Dat is van veel factoren afhankelijk en zal altijd een persoonlijke afweging blijven. Komende weken gaan we wel alle data die we verzameld hebben tijdens de praktijktesten met de verplaatsbare donkere kamer documenteren en naar verwachting zullen we dat eind oktober kunnen afronden. Tijdens de diverse winterbijeenkomsten zal er nader worden ingegaan op de verschillen tussen bijvoorbeeld een Airmix of ID-dop en de verschillen tussen conventioneel spuiten of het werken met verlaagde boomhoogten, druk en rijsnelheden. Voor dergelijke conclusies is het nu te vroeg.
Buiten werden er diverse soorten landbouwspuiten en spuittechnieken gepresenteerd
Foto's en tekst Richard Bender