Belangrijk voor het voorkomen van resistentievorming bij de bladschimmels tegen de gebruikte actieve stoffen is het afwisselen van middelen (principe 7 van een geïntegreerde gewasbescherming; zie 5.2.7). Wissel middelen af gedurende het seizoen en gebruik bij voorkeur niet twee keer achter elkaar hetzelfde middel. Ook wanneer een alternatief middel actieve stoffen bevat die tot dezelfde groep behoren als een eerder gebruikt middel, is het beter dat alternatieve middel te gebruiken. Dat noemen we afwisselen binnen de groepen van actieve stoffen. Nog beter is middelen met verschillende groepen actieve stoffen af te wisselen (Figuur 1).
Timing belangrijk
Naast het afwisselen van middelen is het uitvoeren van een bespuiting bij de eerste aantasting heel belangrijk. Eerder dan de eerste aantasting (preventief) en te laat (meer aantasting) zijn beiden gevaarlijk en vergroten de kans op resistentievorming. Ook in Nederland moet met de aanwezigheid van resistente en verminderd gevoelige isolaten van cercospora en op termijn met verminderd gevoelige isolaten van de andere bladschimmels rekening worden gehouden (zie teelthandleiding paragraven 10.4.1 en 10.4.7).
Afwisselen een must
Bij het afwisselen van middelen zijn er een aantal eisen waar u rekening mee moet houden. Sinds 2014 mogen middelen die strobilurinen bevatten (Sphere en Retengo Plust) maximaal 50% van het aantal bespuitingen tegen cercospora uitmaken. De andere bespuitingen tegen cercospora dient u uit te voeren met middelen die geen strobilurinen bevatten (Opus Team, Spyrale, Difure Pro, Borgi of Score 250 EC). Wanneer slechts één toepassing tegen cercospora in het hele seizoen wordt uitgevoerd, kunt u wel kiezen voor een middel met een strobilurine. Als er geen cercospora aanwezig is op het perceel, mogen strobilurinebevattende middelen maximaal 2x per teeltseizoen worden toegepast. Uitzondering is Retengo Plust, dit middel mag u maximaal één keer in het seizoen toepassen. Het heeft een betere nevenwerking tegen stemphylium dan Sphere en Spyrale, Borgi of Difure Pro, die een beperkte nevenwerking hebben. Deze bindende richtlijnen zijn gegeven door het FRAC (Fungicide Resistance Action Committee; www.frac.info) en zijn bedoeld om resistentievorming tegen te gaan. In figuur 1 staan de in de bietenteelt beschikbare fungiciden weergegeven met hun indeling in groepen.
Wanneer het effect van de bespuiting met fungiciden onder gunstige omstandigheden toch teleurstellende resultaten oplevert, kan er sprake zijn van resistentie tegen deze middelen óf er is te laat gespoten. Stuur in geval van verdenking van resistentie een bladmonster naar IRS Diagnostiek voor nader onderzoek. Een herhaling van de bespuiting met dezelfde middelen heeft dan geen zin.
Figuur 1. Indeling van de middelen in groepen gebaseerd op de triazolen. Groep 1 is de groep met epoxiconazool (Opus Team en Retengo Plust), groep 2 bevat difenoconazool (Spyrale, Borgi / Score 250EC en Difure Pro en de derde groep cyproconazool (Sphere). Wissel de middelen bij opeenvolgende bespuitingen zoveel mogelijk af tussen deze groepen.