De aanwezige residuen van gewasbeschermingsmiddelen op ons voedsel die een mogelijk effect hebben op ons zenuwstelsel, vormen geen risico. De berekende hoeveelheid nog aanwezig middel op groente en fruit zit onder de veiligheidsnorm, zo blijkt uit onderzoek van het RIVM.
Via ons voedsel krijgen we kleine concentraties gewasbeschermingsmiddelen binnen. Een te hoge blootstelling van met name insecticiden kan een risico vormen omdat ze effecten kunnen hebben op ons zenuwstelsel. Waardoor bijvoorbeeld onze motoriek wordt verstoord. Uit het onderzoeksrapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt ook dat met ons voedingspatroon de residuen van gebruikte gewasbeschermingsmiddelen geen risico vormen voor ons zenuwstelsel.
Het RIVM onderzocht aan hoeveel gewasbeschermingsmiddelen we worden blootgesteld. En of deze hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen ook schadelijk zijn voor ons zenuwstelsel. De onderzoekers keken daarbij onder andere naar het cumulatieve effect, het effect van meerdere middelen met een zelfde soort werking. Uit het onderzoek blijkt dat de gebruikte middelen geen risico vormen voor ons zenuwstelsel.
Cumulatieve blootstelling
We komen in aanraking met verschillende gewasbeschermingsmiddelen. Dat is het geval wanneer we verschillende groenten of vruchten eten, die elk een ander middel bevatten. Of wanneer er op één genuttigde groente of vrucht diverse middelen zitten met een zelfde effect op het zenuwstelsel, kunnen deze middelen een cumulatief effect hebben. Het risico van deze cumulatieve blootstelling is ook afhankelijk van de schadelijkheid van elke stof afzonderlijk, de hoeveelheid middelen die aanwezig is op het voedsel en de hoeveelheden gegeten voedsel.
Zenuwstelsel
In het rapport is gekeken naar deze cumulatieve blootstelling van verschillende middelen en of dit risico’s met zich meebrengt voor ons zenuwstelsel. Het RIVM berekende hoe groot de cumulatieve blootstelling per dag is onder Nederlanders. Daarbij keken de onderzoekers naar mensen met een hoge blootstelling; ze keken naar wat 99,9% van de bevolking maximaal dagelijks binnen krijgt. Slechts 0,1% heeft een nog hogere blootstelling. De hoogste dagelijkse blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen is lager dan de blootstelling die veilig is geacht.
Triazofos en omethoaat
We worden het meest blootgesteld aan de gewasbeschermingsmiddelen triazofos en omethoaat. Deze zijn te vinden op bonen in peul, zoals sperziebonen en snijbonen. Deze middelen gebruiken landbouwers voor de bestrijding van schadelijke insecten. Voor deze middelen zijn veilige grenswaarden vastgesteld: de maximale hoeveelheid die nog op groente en fruit mag zitten. Die norm kan vaak niet lager, omdat de hoeveelheid dan zo laag is dat de middelen nauwelijks meer te meten zijn. Wel kunnen producenten de bonen in peul screenen op de aanwezigheid van deze middelen.
Methomyl en lamda-chalothrin
Andere middelen waaraan we blootgesteld worden zijn methomyl en lambda-chalothrin. Methomyl komt ook voor op bonen in peul. Hiervoor kan de maximale hoeveelheid nog worden verlaagd. Lambda-cyhalothrin komt voor op spinazie en druiven. Voor spinazie kan de hoeveelheid ook nog worden verlaagd. Voor druiven is de toegelaten hoeveelheid onlangs verlaagd, wat kan leiden tot een verminderde blootstelling.
Gezondheidsrisico’s
Dit RIVM-onderzoek richt zich op gewasbeschermingsmiddelen die inwerken op het zenuwstelsel. Ons voedsel bevat ook gewasbeschermingsmiddelen met ándere gezondheidseffecten. Ze kunnen bijvoorbeeld schadelijk zijn voor de lever en/of nieren. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) kijkt daar nu naar. Daarna moet bekeken worden of deze middelen gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.
Bron: Groen Kennisnet