In 2024 beoordeelde het Ctgb bijna honderdvijftig aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Daarbij gaat het om de vraag of de middelen bij gebruik volgens voorschrift geen onaanvaardbare risico’s hebben voor mens, dier of milieu. Van de circa 80 aangevraagde gewasbeschermingsmiddelen haalden 16 (20%) de eindstreep niet, ze zijn volledig afgewezen. Dat geldt ook voor 8 (11%) van de circa 70 biociden.
Een aangevraagd middel heeft doorgaans meerdere toepassingen. Als het Ctgb een middel toelaat betekent dat niet dat ook álle aangevraagde toepassingen zijn toegelaten. Bij een aantal middelen is een deel van de aangevraagde toepassingen afgewezen, of teruggetrokken door de aanvrager. Circa 35 procent bij gewasbeschermingsmiddelen en circa 11 procent bij biociden. Ook zijn bij een aanzienlijk deel van de toelatingen – bij 37% van de gewasbeschermingsmiddelen en 63 % van de biociden – in het besluit nog voorschriften aangescherpt.
Verduurzamingsloket
Het Ctgb wil het beschikbaar komen van duurzame gewasbeschermingsmiddelen actief stimuleren. In 2024 deed het voor acht stoffen van natuurlijke oorsprong de Europese beoordeling, denk hierbij aan micro-organismen, plantextracten, feromonen of peptiden. Daarmee neemt het Ctgb in Europa een groot aandeel van deze beoordelingen voor zijn rekening. Op basis van goedgekeurde stoffen kunnen dan duurzame middelen zijn aangevraagd.
Daarvoor heeft het Ctgb sinds begin 2024 een apart ‘Verduurzamingsloket’. Via dit loket zijn aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen die bijdragen aan landbouw met minder chemie met voorrang in behandeling genomen. In 2024 zijn via deze route vier middelen beoordeeld en toegelaten, aan het eind van het jaar waren nog zes aanvragen in behandeling. Wanneer er vanuit de producenten van dergelijke middelen meer aanvragen komen, heeft het Verduurzamingsloket voldoende capaciteit om die ook snel op te pakken.
Strenger bij vergelijkende evaluatie
De Europese verordening schrijft voor een aantal stoffen in gewasbeschermingsmiddelen een ‘vergelijkende evaluatie’ voor. Die richt zich op goedgekeurde stoffen in gewasbeschermingsmiddelen waarvoor de Europese wetgeving bepaalt dat ze – waar mogelijk – vervangen moeten zijn door “schonere” alternatieven.
Het Ctgb heeft dit proces eind 2023 op nationaal niveau aangescherpt. Zo kan de vergelijkende evaluatie efficiënter zijn afgehandeld en zullen middelen waar mogelijk vaker zijn vervangen door alternatieven die veiliger zijn voor mens, dier en milieu. Deze nieuwe aanpak leverde in 2024 de eerste concrete resultaten op. Bij twee middelen op basis van respectievelijk pendimethalin en methoxyfenozide leidde de vergelijkende beoordeling tot wijzigingen. Bij één van de middelen zijn twee toepassingen vervangen door een alternatief. Het andere middel verdween helemaal van de Nederlandse markt.
Bron: Ctgb