De teelt van groenbemesters is de laatste jaren enorm geëvolueerd. Was het eerst een dingetje voor erbij, inmiddels zien de meeste akkerbouwers het als een volwaardige teelt. De doelen om een groenbemester te telen lopen vaak enorm uiteen. Waar de één het gebruikt om organische stof aan de bodem toe te voegen, gebruikt de ander het voor bestrijding van aaltjes of het vergroten van de biodiversiteit. En juist die variëteit maakt het lastig om de juiste groenbemester te kiezen.
Groenbemesting is het telen van planten op een stuk grond om deze vervolgens onder te ploegen of te mulchen. Dit wordt gedaan om het percentage organische stof en het stikstofgehalte in de bodem te verhogen. Een deel van die organische stof wordt in de bodem omgezet in humus. De groenbemesters worden na de hoofdteelt gezaaid, dus het zaaimoment hangt af van het bouwplan. Wel zijn er verschillen in de ideale zaaiperiode per groenbemester-type. Zo moet tagetus op tijd gezaaid worden, soedangras voor half/eind juli in de grond zitten en Japanse haver kan nog met gemak tot eind september worden ingezaaid.
“Op perceelniveau bekijken wat nodig is”
Thomas van Tetering is productmanager bij DLF dat met het assortiment groenbemesters binnen Vital Complex een belangrijke plaats inneemt bij de levering van het juiste mengsel. Van Tetering merkt dat veel telers nog steeds worstelen met het maken van de juiste keuze. “Het belangrijkste is om op perceelniveau te kijken welke groenbemesters het beste bij jouw situatie past. Wat heeft mijn bodem nodig? Bij structuurschade reageert een groenbemester weer anders en er gelden weer andere regels bij een perceel waar het organische stofgehalte op peil gebracht dient te worden. Verkeerde keuzes kunnen namelijk averechts werken. Bijvoorbeeld bij bestrijding van aaltjes zorgt een complex mengsel met waardplanten juist voor een vermeerdering van het aantal schadelijke aaltjes in de bodem. Of bij Multi Bladrammenas wordt al snel gekozen voor een BCA1, terwijl een Anaconda Multi bijvoorbeeld veel meer organische stof oplevert. Het is dan ook enorm belangrijk eerst goed vast te stellen welke problemen er op perceelniveau zijn om het teeltdoel van de groenbemester af te stemmen op de uiteindelijke keuze.”
Bodemmonsters
Op het blote oog kunnen veel telers al wel zien wat er mankeert, maar de beste manier is een bodemmonster. “Fruit- en bomentelers zijn anders met hun bodem bezig dan veehouders, terwijl akkerbouwers de laatste jaren ook al veel bewuster met de bodem omgaan. Dit verschil is eigenlijk best gek, want om een goede keuze te maken is het noodzakelijk om te weten wat er met de bodem aan de hand is en wat je wilt bereiken met het telen van groenbemesters. Veel telers leven nog te vaak met de gedachten dat de teelt verplicht is vanuit het GLB vergroeningsbeleid, maar het zou goed zijn als ze wat meer van dat idee afstappen en zich concentreren op de individuele meerwaarde van groenbemesting voor vervolgteelten op dat perceel.”
“Vitalere bodem, hogere opbrengsten en verbeterde kwaliteit”
Volgens Van Tetering is de teelt van groenbemesters nog lang niet overal opgenomen in het bouwplan. “En dat is juist wel heel verstandig, want dat bouwplan is afhankelijk van de gewassen die je het volgende seizoen op je land gaat zetten. Ga je komend jaar bieten telen, dan moet je nu voor een andere groenbemester kiezen dan wanneer je volgend jaar op dat perceel uien wilt zaaien. Er zijn nog steeds veel telers die zomaar wat zaaien en zodoende de problemen in de daaropvolgende jaren alleen maar groter maken. Meestal valt dat niet direct op, maar op de langere termijn zorgt dat voor opbrengstverliezen en dus minder inkomsten. Dat kan voorkomen worden door vooraf goed te kijken welke groenbemester bij welk teeltdoel past. DLF geeft graag advies voor een effectieve toepassing die uiteindelijk zorgt voor een vitalere bodem, hogere opbrengsten en een verbeterde productkwaliteit.”