Het verduurzamen van veel boerenbedrijven is financieel-economisch geen haalbare kaart. Dat concludeert Wageningen Economic Research op basis van een uitgebreid onderzoek. Met name bij melkveehouders staat het inkomen op het spel. In mindere mate geldt hetzelfde voor akkerbouwers. Volgens de onderzoekers moeten overheid en marktpartijen te hulp schieten.
Via het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) proberen agrarisch ondernemers, provincies en terreinbeheerders gezamenlijk en gebiedsgericht alle beleidsdoelen voor natuurherstel, stikstofreductie, schoon water en het inspelen op klimaatverandering te halen.
De grote vraag daarbij is hoe boeren alle maatschappelijke doelstellingen kunnen realiseren en tegelijkertijd een financieel gezonde bedrijfsvoering houden. Na het mislukken van het Landbouwakkoord hebben diverse partijen de handschoen opgepakt om te onderzoeken welke bedrijfsmodellen toekomst hebben. Ook keken ze welke boeren ondersteuning nodig hebben. Daarvoor zijn door Wageningen Economic Research verschillende berekeningen gemaakt voor de melkveehouderij en de akkerbouw.
Sterke daling in inkomens
Heel veel ingevoerde en voorgestelde maatregelen zijn effectief voor het milieu, maar hebben zeer negatieve financiële gevolgen voor de agrariërs. Voor de melkveehouderij variëren de verwachte inkomensverliezen van 28 tot zelfs 201 procent, en voor de akkerbouw is dat tien tot 63 procent. In de studie zijn de effecten van maatregelen voor verschillende ‘standaardbedrijven’ gelegd naast het gemiddelde inkomen uit normale bedrijfsvoering over het boekjaar 2021.
De studie belicht wettelijk verplichte maatregelen, zoals afschaffing van de derogatie en de verplichting om vanggewassen te zaaien. Maar ook om maatregelen die vanuit de NPLG komen: eiwitarm voer, peilverhoging in veenweidegebieden, dagelijkse ontmesting van de stal en monomestvergisting, kruidenrijk grasland, niet-kerende grondbewerking en mechanisch wieden of loof doden, en de inzet van rustgewassen. Daarnaast zijn er voor melkveehouders mogelijkheden om over te stappen naar een natuurinclusieve of biologische bedrijfsvoering.
Helder beleid nodig
De onderzoekers concluderen dat ‘een adequaat en helder faciliterend beleid vanuit overheid en private partijen essentieel is om de transitie naar een duurzamere landbouw te faciliteren’. Daarbij wijzen ze naar de markt, naar subsidiëring van niet-productieve investeringen, betalingen voor ecosysteemdiensten en afwaardering van grond.
“Er zijn veel onzekerheden en onduidelijkheden met betrekking tot allerlei keuzes ten aanzien van maatregelpakketten en aanvullend beleidsinstrumentarium”, zo staat in de studie. “De keerzijde is er ook. Als het vakmanschap en de innovatiekracht in de sector wordt gecombineerd met een goede voorwaardenscheppende en stimulerende beleidsaanpak, dan behoort een transitie richting een duurzamere landbouw, die produceert binnen milieugrenzen, tot de mogelijkheden.”
LTO noemt de conclusies van de onderzoekers zorgwekkend. De organisatie pleit voor een heldere keuze. De keuze ligt tussen investeren in beleid dat ondernemers economisch perspectief biedt, of doelen loslaten die zonder faciliterend beleid economisch onhaalbaar blijken te zijn. Volgens LTO is het cruciaal dat op korte termijn een inhaalslag wordt gemaakt met beleid dat ondernemers economisch perspectief biedt.
Laagdrempelig aanspreekpunt ontbreekt
Daarnaast hebben boeren ook een duidelijk aanspreekpunt nodig. Volgens onderzoek van bureau Wing zijn er talloze loketten, aanspreekpunten, platforms, portalen en websites waar ze terecht kunnen. Toch zorgen al die verschillende adressen voor ‘een zeer versnipperd en onoverzichtelijk landschap’.
“Agrariërs hebben moeite de weg erin te vinden, en de samenwerking tússen loketten, schaalniveaus, overheden en andere partijen laat te wensen over”, vertelt het bureau hierover. Ook ontbreekt in veel gevallen een eerste laagdrempelig contact om in de volle breedte mee te denken over het vraagstuk van de agrariër en deze vervolgens door te verwijzen.
Om boeren te ondersteunen bij de gebiedsgerichte aanpak, zijn laagdrempelige regionale aanspreekpunten onmisbaar, zo staat in het onderzoek. “Zij vormen een eerste contact, waar agrariërs terecht kunnen met vragen en vraagstukken en die kunnen dienen als doorverwijzer naar de vele loketten en andere aanspreekpunten. Deze regionale aanspreekpunten zijn goed ingebed in regionale netwerken en onderhouden nauwe contacten met relevante overheden en andere aanspreekpunten.”
Bron: Groenkennisnet