Akkerbouwer Gerrit de Regt besloot drie jaar geleden de omschakeling naar biologisch te maken. Dit jaar was voor hem het eerste biologische teeltjaar. Het kwam dan ook perfect uit dat het Flevolands Agrarisch Collectief (FAC) hem benaderde voor het pilotproject ‘vanggewassen’. In dit project – dat door de Provincie Flevoland en het ministerie van Economische Zaken (EZ) wordt gefinancierd en door het FAC wordt uitgevoerd – staat biodiversiteit centraal. De Regt: “Het telen van groenbemesters is heel belangrijk voor de bodem. Het legt een mooie basis voor het komende jaar.”
Boven- en ondergrondse effecten
De gedachte is om middels deze pilot de vanggewassen meer biodiversiteitwaarde mee te geven. Alles is erop gericht om deze manier van vergroening voor een langere periode dan de gebruikelijke acht tot tien weken uit te voeren. De streefdatum is half maart, maar onder bepaalde omstandigheden kan 1 februari ook. Wim Stegeman is vanuit het FAC de coördinator van het project: “We weten dat vogels het medio februari/begin maart lastig hebben, vandaar die streefdatum. Dat is een bovengronds effect, maar de telers kijken vooral naar de ondergrondse effecten: Op de kleigronden in Flevoland is het uitermate lastig de vergroeningsperiode te verlengen. Er zijn heel veel boeren die geploegd land hebben en niet meedoen omdat ze de groenbemester niet zo lang kunnen laten staan. Immers die grond moet verweren. Voor boeren die niet ploegen, is het langer laten staan van groenbemesters vaak al een wezenlijk onderdeel van het systeem. Ook bij boeren die in het voorjaar ploegen (de lichtere gronden, red.) past groenbemestersteelt prima. We willen door middel van dit project laten zien dat de grond er beter van wordt en dat de volggewassen ook meer waarde krijgen. Een groenbemester voedt je bodemleven en zorgt voor een goede bodemstructuur.”
Zwartstrookjes
De opzet is om het effect van verschillende groenbemesters te beoordelen op biodiversiteit: er zijn 4 varianten te weten (Japanse) haver, gele mosterd, bladrammenas en een mengsel van minimaal drie soorten. Stegeman: “Alle worden gemonitord op vogels en een aantal op bodemorganismen. De zwartstrookjes zijn bedoeld om het effect van groenbemesters op bodemorganismen te onderzoeken, immers daar heb een situatie van wel en geen groenbemester met dezelfde voorgeschiedenis. We hopen verschil te zien in welk type groenbemester het beste werkt. Wij geloven dat mengsels beter zijn voor je bodem, al is het nog steeds lastig om de akkerbouwer zelf daarvan te overtuigen, maar dat besef begint langzaam te komen.”
De Regt is inmiddels overtuigd: “Ik vind het telen van groenbemesters heel belangrijk voor de bodem. Het legt een mooie basis voor het komende jaar. De kennisuitwisseling tijdens deze pilot is voor mij ook een belangrijke reden om mee te werken. Groenbemesters zijn goed voor je bodem, daar ben ik van overtuigd. Zeker bij collega’s die tarwe of tulpen telen is het gebruik ervan wel geaccepteerd. Het is alleen vaak één soort, terwijl ik geloof dat bredere mengsels een nog beter effect hebben op de bodem. Ik zie op mijn percelen duidelijk betere beworteling en de diversiteit van gewassen zorgt voor een optimale opbouw van organische stof.”
Niet-kerende grondbewerking
De Flevolandse akkerbouwer erkent dat er hier en daar wat kritiek op het gebruik van groenbemesters is, bijvoorbeeld vanwege het ontstaan van negatieve aaltjes. De Regt: “Het is natuurlijk wel van belang hoe je met de groenbemester omgaat. Wij klepelen het en laten het even liggen zodat het kan verweren. Pas als het goed verteerd is gaan we het onderwerken. Een aantal jaren geleden ploegden wij het zonder te klepelen direct onder. Toen kuilden wij de groenbemester als het ware in. Tot voor kort werkte ik mijn groenbemesters onder met ploegen, maar ik wil nu gaan experimenteren met Niet-Kerende Grondbewerking (NKG).”
Flevolands Agrarisch Collectief
Het FAC een coöperatie van akkerbouwers die gestart zijn met agrarisch natuurbeheer, maar een breder doel hebben. Namelijk: verduurzaming van de landbouw. De pilot ‘vanggewassen’ past daar volgens Stegeman prima in. De coöperatie wil de pilot de komende jaren dan ook graag doorzetten: “Vooral omdat er nog veel vragen onbeantwoord zijn en die kunnen alleen beantwoord worden door meer systematisch onderzoek te doen.”
De afgelopen tijd is De Regt zowel op het gebied van kennis en financiën door het FAC ondersteund. Al was de vergoeding nooit een motivatie voor De Regt: “Eerder een stimulans.” De akkerbouwer geeft nu al aan door te willen gaan met het telen van de vanggewassen: “De grootste investering heb ik al gedaan: dat was de aanschaf van een klepelmaaier. Bovendien doe ik het telen vooral voor mezelf. Want als je goede groenbemester teelt, dan heb je daar het volgende jaar veel profijt van: nalevering stikstof en structuur van de bodem.” Van zijn in totaal 42 hectare akkerbouwgrond, heeft hij 27 hectare ingezaaid met een vanggewas: “Als het even kan, zet ik er groenbemester op. Het liefste zaai ik het vanggewas direct achter de rooimachine aan. Zelfs als we daar een extra man voor in moeten huren, want zodoende verkrijg je een maximum aantal groeibare dagen.”
V.l.n.r. Gerrit de Regt, Wim Stegeman en FAC-beheerder Herman van der Wal.
Kosten-baten analyse
Het doel: verbeteren van de bodemkwaliteit en meer wintervoeding voor de vogels, is bereikt. De Regt kan dan ook niet anders dan tevreden zijn: “We zien duidelijk dat het iets doet met de bodem: veel wortelvorming, wormen dat geeft aan dat er veel bodemleven is en dat zorgt uiteindelijk altijd voor een hogere opbrengst. En dan natuurlijk nog de nalevering van stikstof, die ligt rond de tachtig kilo. De kosten wegen wel degelijk op tegen de baten: ruim 100 euro per hectare voor het zaad, dan het zaaien zelf nog en het klepelen natuurlijk. Ik heb er vertrouwen in dat die investering ruimschoots terugverdiend kan worden. Dat is gebaseerd op kennis en ervaring, maar je kan het organische stof gehalte en stikstofafgifte berekenen en daaruit komt sowieso een plus. Uiteraard zijn er ook een hoop ongrijpbare factoren.”
Positieve effecten
Volgens De Regt heeft het telen van een groenbemester ook een positief effect op de weerbaarheid van zijn teeltgronden, die een paar jaar geleden overigens ook al gediepploegd zijn. “Ik hou er van om dingen uit te proberen, daarom ben ik aan deze pilot begonnen. Maar laat één ding duidelijk zijn: de hoofdgewassen staan op één. Daar draait alles om, maar de groenbemesters komen daar wat mij betreft direct achteraan. Het telen van een groenbemester geeft veel voldoening: het ziet er mooi uit, het is goed voor de vogels en het verbetert mijn bodemleven zodat de opbrengsten uit mijn hoofdteelten stijgen.”