De voorgestelde mestregels in het 7e actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (7e APN) betekent dat boeren vruchtbare landbouwgrond verliezen, met Haagse kalenderlandbouw tegen de natuur in moeten werken en over de volle breedte beperkt worden in hun vakmanschap en verdienvermogen. Dat terwijl de gestelde normen buiten bereik blijven. Sector- en ketenpartijen pleiten voor een omslag in het denken; een focus op goed bodembeheer in plaats van regeltjes tot zeven cijfers achter de komma.
Mestregels: Onhaalbare normen
Nederland heeft zich gecommitteerd aan onhaalbare normen. Dat is in het stikstofdossier pijnlijk duidelijk; zelfs zonder economische activiteit van welke aard dan ook worden de einddoelen niet gehaald (Rapport PBL ‘Naar een uitweg uit de stikstofcrisis, 2021’). Hetzelfde dreigt nu te gebeuren bij de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water (KRW). Het ministerie van LNV schat in dat met het pakket aan ingrijpende maatregelen de doelstelling uit de Nitraatrichtlijn haalbaar moet zijn, mits de papieren veronderstelling overeenkomt met de realiteit. De effectiviteit van een heel aantal maatregelen is discutabel en biedt boeren en tuinders geen enkel perspectief, terwijl de waterkwaliteit er niks mee opschiet. De KRW-doelen lijken hiermee echter alsnog onhaalbaar te zijn. Worden boeren en tuinders over een paar jaar weer opnieuw de duimschroeven aangedraaid met de hoop – en tegen beter weten in – dat de doelen dan wel binnen bereik komen?
Kijk per gebied wat nodig is en werkt
Volgens de sector en keten kan het zo niet langer. De voorgestelde aanpak gaat niet werken. Het concept van het 7e APN is een pakket van ingrijpende voorschriften die in veel gevallen generiek voor heel Nederland gelden. Een generiek beleid bevestigt onterecht dat heel Nederland is aangewezen als kwetsbaar gebied. De minister zou alleen die gebieden moeten aanwijzen als kwetsbaar gebied waar de norm uit de Nitraatrichtlijn niet wordt gehaald. Achterliggende gedachte is dat dit juridisch beter te borgen is. Dat klinkt ons maar al te bekend in de oren. Data, invulling bouwplan en bufferzones zijn immers vanuit de lucht en vanaf de weg te controleren. Het effect is discutabel, de regeldruk neemt alleen maar toe en de motivatie van boeren om tot verbetering te komen wordt om zeep geholpen.
Daarmee verliest het beleid ook draagvlak. Wij zien maar één uitweg; we moeten de omslag maken van mestbeleid naar goed bodembeheer. Op perceelsniveau zorgen voor een gezond gewas en een steeds betere bodem. De sector heeft hier de afgelopen paar jaar genoeg bouwstenen voor aangedragen en gezamenlijke initiatieven toe ingezet; zoals het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) en de Vruchtbare Kringloopprojecten. Maar dan moet LNV wel met ons in gesprek gaan om er gezamenlijk de schouders onder te zetten. De sector en keten wil eraan werken en werkt er op dit moment volop aan; het zou zonde zijn om dit gedane werk teniet te doen.
Zonder compleet te willen zijn, wil LTO Nederland op hoofdlijnen een aantal zaken benoemen:
- Het 7e APN ligt voor ter consultatie zonder dat de economische doorrekening is afgerond en terwijl er nog een nader onderzoek naar de haalbaarheid van de KRW-doelen loopt. Procesmatig is dat schandalig. De vraag rijst dan ook: wat is de bewegingsruimte nog; doet de economische impact er toe of is er alleen nog ruimte tot aanscherpen?
- Voorschriften in het 7e APN werken averechts als het gaat om kringlooplandbouw en de klimaatopgave. De ruimte om koolstof vast te leggen in de bodem is beperkt. En er is geen ruimte gegeven aan toepassing van verwerkte meststromen om de kringloop rond te maken en bodem en gewassen op maat te voeden met zoveel mogelijk dierlijke meststoffen. Men kiest klaarblijkelijk liever voor kunstmest. Dit is direct tegenstrijdig aan maatregelen om de klimaatopgave te halen. Door verschillende regels voor invulling van een bouwplan voor akkerbouw en veehouderij wordt de toch al complexe samenwerking nog ingewikkelder gemaakt. Met als gevolg dat het door LNV zo gewenste gemengde bedrijf als ultieme vorm van kringlooplandbouw compleet uit beeld raakt.
- Door nog strakker kalenderlandbouw te gaan bedrijven via een uiterste zaaidatum van vanggewassen zijn oogstperiodes gedwongen vervroegd. Los van het feit of gewassen dan verre van het optimale moment geoogst kunnen worden; stelt dit de hele keten van boer, loonwerker, transport tot industrie voor onmogelijke logistieke uitdagingen, jaagt de kostprijs omhoog en drukt het verdienvermogen. Sommige ketens kunnen dit niet opvangen. Daarbij komt dat vanuit het oogpunt van een goed bodembeheer dit slecht kan uitpakken en een negatieve impact op het milieu is dan ook realistisch. Fors lagere opbrengsten door te vroeg oogsten, passen ook niet bij duurzaam produceren. Voorts laat het weer zich niet sturen, ook niet in Nederland. Juist bij klimaatverandering is grotere flexibiliteit in de voorgeschreven kalenderregels een belangrijke vorm van adaptatie.
- Een verplichting om eens per vier jaar of later zelfs een keer perdrie jaar een rustgewas te telen; past in heel veel bouwplannen niet. Telers zijn gedwongen om rendabele teelten te beëindigen in ruil voor laagrenderende of verlieslatende gewassen. Naast een enorm effect op het verdienvermogen van de boer, verdwijnt hiermee de levensvatbaarheid van een aantal belangrijke ketens in de Nederlandse akkerbouw.
- Onder derogatiebedrijven is de waterkwaliteit over het algemeen voldoende. Door op voorhand al voorwaarden aan het areaal rustgewassen en blijvend grasland bij veehouders te stellen zonder de zekerheid en stimulans van derogatie, is onacceptabel. Overigens is het een misvatting dat Nederland zonder derogatie vrijgesteld is van het actieprogramma.
- De effecten van teeltvrije zones op de waterkwaliteit zijn minimaal (zie het meest recente rapport van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (link) en de milieueffectrapportage (link)). Dat het ministerie hiermee ook andere doelen op het gebied van bijv. biodiversiteit wil dienen is duidelijk; maar dan hoort daar een langjarige beloning voor het verlenen van een maatschappelijke dienst tegenover te staan en geen sigaar(tje) uit eigen doos via het GLB. Een eerste grove inschatting geeft aan dat met de voorgestelde teeltvrije zones een areaal ongeveer ter grootte van alle akkerbouw in de Noordoostpolder verloren dreigt te gaan. Dit is een zoveelste aanslag op de beschikbare ruimte.
- Een gebiedsgerichte benadering is wenselijk. Kijk per gebied wat nodig is en werkt. Wat onwenselijk is zijn generieke maatregelen voor gebieden en ondernemers die al voldoen aan de doelstelling.
- Ondanks dat de economische consequenties nog niet onderzocht zijn, is duidelijk dat het 7e APN een negatieve impact heeft op het verdienvermogen van de boer en tuinder en de agroketen als totaal. De focus ligt op het nastreven van onhaalbare doelen op waterkwaliteit. Waarom boeren en tuinders gewassen telen, namelijk voor het produceren van gezond en veilig voedsel lijkt helemaal buiten beeld. De omgekeerde wereld wat ons betreft.
Emissies zo beperkt mogelijk houden
Vanzelfsprekend willen boeren en tuinders emissies zo beperkt mogelijk houden. Binnen de mogelijkheden van wat praktisch en economisch haalbaar is. Het vakmanschap van ondernemers moet centraal staan bij de aanpak van de wateropgaven in het agrarisch gebied. Doelvoorschriften en gebiedsgerichte aanpak zijn hierbij sleutelwoorden. Zorg dat de boer de bodem, het perceel en het gewas erop centraal kan zetten. Het nu gepresenteerde programma biedt de waterkwaliteit en onze boeren en tuinders geen enkel perspectief.
Bron: LTO Nederland