Terwijl de laatste gewassen zijn gezaaid of gepoot, komt het eerste land weer vrij door de oogst van wintergerst, bloembollen of vroege aardappelen of uien. Op deze percelen is dit het moment om een groenbemester te zaaien.
Een vroeg zaaitijdstip betekent dat, bij het kiezen van de juiste groenbemester, de aaltjesreductie zo groot mogelijk is en dat een groenbemester veel organische stof kan produceren. Bovendien zijn op dit zaaitijdstip meer groenbemesters geschikt om in te zetten dan in het najaar, aldus het IRS.
Perceelsgerichte keuze
Allereerst is het belangrijk om na te gaan welke problemen er spelen op het betreffende perceel. Aanwezigheid van bietencysteaaltjes of wortelknobbelaaltjes betekent dat een resistente groenbemester voor een afname van de populatie kan zorgen. Hoe eerder deze gezaaid is, hoe groter de reductie in potentie is.
Groenbemesters kunnen echter ook waardplanten zijn voor bijvoorbeeld wortellesieaaltjes of verticillium. Zeker bij het zaaien van mengsels is het verstandig om de samenstelling af te stemmen op de aanwezige ziekten of plagen op het perceel. Daarmee voorkomt u ongewenste vermeerdering. In tabel 1 geeft het IRS een overzicht van de meest geschikte groenbemesters bij veelvoorkomende ziekten en plagen.
Tabel 1. Overzicht van geschikte groenbemesters afhankelijk van de ziekten en plagen op het perceel.
Plaag | IRS-advies |
slakken | facelia, gele mosterd |
emelten | bladrammenas, gele mosterd |
ritnaalden | bladrammenas, gele mosterd |
stengelaaltjes | Italiaans of Engels raaigras; braak |
wortellesieaaltjes | Japanse haver, Engels raaigras |
bietencysteaaltjes | bladrammenas, gele mosterd (resistent) |
maïswortelknobbelaaltjes (al dan niet in combinatie met bietencysteaaltjes) | multiresistente bladrammenas; Engels raaigras |
trichodoriden | bladrammenas; gele mosterd* |
verschillende aaltjessoorten | braak |
rhizoctonia | bladrammenas; gele mosterd |
verticillium | grasachtigen** |
*afhankelijk van de soort
**een grasachtige groenbemester is niet aan te raden voor de bietenteelt
Bodeminsecten
Na dit voorjaar is het begrijpelijk dat er extra aandacht is voor het risico op slakken of emelten die zich in een groenbemester herbergen. Hoewel iedere groenbemester aantrekkelijk is voor slakken, lijkt bladrammenas voor bovengemiddeld veel vermeerdering te zorgen. Gele mosterd zorgt daarentegen voor minder vermeerdering van slakken. Bij aanwezigheid van ondergrondse springstaarten, wortelduizend- of miljoenpoten is de vermeerdering en schade die veroorzaakt is, afhankelijk van het organische stofgehalte.
Productie
Een vroeg gezaaide groenbemester kan veel bovengrondse en ondergrondse biomassa produceren. Dat draagt positief bij aan de organische stofbalans van het perceel en de opgenomen stikstof komt in de volgteelt deels weer beschikbaar voor het gewas. Het Handboek Bodem en Bemesting geeft handvatten voor de hoeveelheid stikstof die, afhankelijk de gewasontwikkeling, is opgenomen door groenbemesters. Ook kan een indicatie zijn gegeven van de effectieve organische stofproductie in relatie tot het zaaitijdstip en de gewashoogte (tabel 9.4 en 9.5).
Meer informatie
In de IRS-teelthandleiding kunt u meer lezen over de teelt van groenbemesters en de effecten van groenbemesters op de ziekten en plagen die voorkomen in suikerbieten. Voor uitvoerige informatie over groenbemesters is het Handboek Groenbemesters een waardevolle bron. Voor het maken van de juiste keuze is in hoofdstuk 3 Keuze onder andere het aaltjes-, bodemplagen- en bodemschimmelschema opgenomen.
Bron en beeld: IRS