Door het GLB-beleid is er een paar jaar geleden de noodzaak gekomen om groenbemesters te zaaien. Veel telers deden dit al omwille van de extra organische stof. Nu was er de noodzaak voor het zaaien van een mengsel. De meeste hebben gekozen voor simpele GLB-mengsels, maar Hendrik Nagelhoud van DLF constateert ook een toenemende belangstelling in de richting van het gebruik van meervoudige complexe mengsels. Een ontwikkeling waar volgens Nagelhoud een onzichtbaar gevaar in schuilt: “Complexe mengsels kunnen de aanwas van negatieve aaltjes fors stimuleren.”
Nagelhoud stelt dat ‘alles wat je aan mengsels toevoegt, kan zorgen voor een vermeerdering van negatief bodemleven’. Volgens hem is het ook niet toevallig dat problemen als o.a. chitwoodi de laatste jaren weer toenemen: “Het gebruik van meervoudige (complexe) mengsels is heel populair vanwege het idee dat daarmee de bodemweerbaarheid verhoogd wordt. Op zich klopt dat, omdat je veel organische stof toevoegt. Daarnaast stimuleert het de biodiversiteit. Uiteraard zijn die zaken erg belangrijk, maar als je niet weet wat er onder de grond gebeurt dan moet je als teler oppassen met meervoudige groenbemesters.”
Negatieve aaltjesvermeerdering
“Enkelvoudige groenbemesters zoals Japanse haver en bladrammenas stimuleren het bodemleven ook al enorm, zelfs net zoveel als meervoudige mengsels”, zo stelt Nagelhoud. “Plant-parasitaire ziekten worden wel degelijk onderdrukt door een juiste keuze van groenbemesters, dus ook deels door complexe mengsels. De schadedrempel wordt door de extra organische stof hoger, maar dat wil niet zeggen dat er geen negatieve aaltjes aanwezig zijn die vermeerderd worden door de inzet van die complexe groenbemester.”
Praktijkproeven Noord-Holland
Uit praktijkproeven die DLF heeft verricht – op onder meer chitwoodi – met complexe groenbemesters is gebleken dat bepaalde plant parasitaire alen de aanwas van aaltjes verhoogt. “Daar schrokken wij eigenlijk ook wel van”, aldus Nagelhoud. “Wij hebben als DLF zijnde ook wel mengsels in het assortiment die zes of zelfs zeven groenbemesterssoorten bevatten, maar we zijn wel erg kritisch in het adviseren hiervan. Wij adviseren complexe mengsels eigenlijk alleen aan telers die geen bodemproblemen hebben, exact weten wat er in de bodem gebeurt of die groenbemesters puur inzetten voor meer biodiversiteit.”
De boodschap vanuit DLF luidt: kies voor een groenbemester die zorgt voor een goed organische stofgehalte. En daar heb je volgens Nagelhoud geen complex mengsel voor nodig: “De noodzaak voor een mengsel is er alleen vanuit de regelgeving, maar vanuit de bodem is die noodzaak er niet direct en is een enkelvoudige groenbemester meestal de beste keuze. Uiteraard is het wel aan te raden om van jaar tot jaar te variëren in het soort, want ook dat zorgt voor meer biodiversiteit.”
Japanse haver
Nagelhoud ziet de laatste jaren interessante ontwikkelingen in de enkelvoudige groenbemester keuze. Mede dankzij DLF kent Japanse haver een flinke opkomst in de Nederlandse akkerbouw, zo constateert hij. “Dit komt met name door de diepe beworteling, tot zelfs een meter diep. Daarmee zorgt deze groenbemester voor een zeer hoog organische stofgehalte, vele malen meer dan de ‘traditionele’ groenbemesters als grassen, bladrammenas en mosterd. Japanse haver levert zo rond de anderhalf tot twee ton organische stof op. Dat scheelt een slok op een borrel in vergelijking met de gebruikelijke 900 kilo die je via bladrammenas aan de bodem toevoegt.”
Chitwoodi
Hiermee wil Nagelhoud niet zeggen dat Japanse haver per definitie beter is dan bladrammenas, want in bepaalde gevallen is bladrammenas juist weer effectiever. “Als je bijvoorbeeld last hebt van chitwoodi, dan snap ik dat je teruggrijpt op multiresistente bladrammenassoorten. Multi resistente GLB-mengsels die een reductie op chitwoodi geven, zorgen gemiddeld voor een forse afbraak. Laat je keuze dan ook vooral afhangen van de specifieke bodembehoefte en niet van commerciële praatjes. Plantweerbaarheid gaat komende jaren steeds belangrijker worden en staat ook bij DLF hoog in het vaandel, maar meervoudige mengsels lossen echt niet alle problemen op dat gebied op.”
Kritisch
Conclusie is volgens Nagelhoud dan ook, dat alle groenbemesterssoorten een positieve functie kunnen hebben, maar dat er beter gekeken moet worden naar het doel om groenbemesters in te zetten. “Als je het hebt over bodemweerbaarheid en biodiversiteit dan bleek uit proeven destijds uitgevoerd in het project ‘Goed doorgrond in Noord-Holland’ dat ook deze zaken fors toenemen bij enkelvoudige groenbemesters. De akkerbouwer moet door het commerciële verhaal van de meervoudige complexe mengsels heen kijken en zich afvragen of het wel klopt wat er gezegd en geschreven wordt. Wij keuren het nogmaals niet af om complexe mengsels in te zetten, zeker niet. Maar wees wel zeer kritisch over het nut, de noodzaak en de risico’s op vermeerdering van negatief bodemleven.”