Marius Langebeeke uit Luttelgeest (Noordoostpolder) runt zijn akkerbouwbedrijf al jaren met een duidelijke filosofie rondom bodembeheer. Langebeeke gebruikt geen zware mechanisatie om ondergrondverdichting te voorkomen en maakt intensief gebruik van groenbemesters. Ook qua grondbewerking houdt hij er een duidelijke visie op na: niet te diep ploegen en de bovenlaag juist wel intensief bewerken. Toen een collega akkerbouwer hem vroeg deel te nemen aan het pilotproject ‘Zicht op bodemstructuur’ van het Flevolands Agrarisch Collectief (FAC) hoefde hij dan ook niet lang na te denken: “Het project sprak mij direct aan, want ik wist dat mijn bodemstructuur goed was, maar dit zag ik niet direct terug in mijn gewasopbrengsten. Aan de hand van dit project heb ik breder inzicht gekregen in de diverse bodemprocessen en hopelijk resulteert dat op de langere termijn ook in een meeropbrengst per hectare.”
De teler uit de Noordoostpolder behoort tot een groep van 24 pioniers die verdeeld over twee groepen (ingedeeld naar grondsoort) begin dit jaar begonnen aan het project. Zijn akkerbouwbedrijf beslaat in totaal 33 hectare en met een bouwplan van 1 op 3 met daarin consumptieaardappelen (1/3e), uien, suikerbieten (1/3e) en graan (1/3e) heeft hij een redelijke conventionele perceelindeling. Zijn ideeën wijken echter op bepaalde punten behoorlijk af van het geijkte stramien. Langebeeke deinsde er dan ook niet voor terug om deelnemer te worden van ‘Zicht op bodemstructuur’. “Ik heb geleerd dat mijn gevoel altijd goed is geweest. Mijn idee is om niet met zware machines over het land te gaan werd bevestigd, evenals mijn werkwijze om niet te diep te ploegen.”
De akkerbouwer kwam tot die conclusies nadat hij in februari dit jaar begon met de eerste fase van het project: het graven van een profielkuil. Ook wel de ‘Buurman & Buurman’-fase genoemd, omdat akkerbouwers hierbij samenwerken met nabijgelegen akkerbouwbedrijven die op dezelfde gronden werken. Anna Zwijnenburg (FAC): “De boeren worden daarbij begeleid vanuit het Louis Bolk Instituut door middel van een instructiebijeenkomst. Daar leren ze hoe ze zelf een kuil kunnen graven en beoordelen. Vervolgens gaan de buren bij elkaar een kuil graven en analyseren. Tot slot komt er een bodemdeskundige bij de boer langs voor een kuilgesprek.”
Wat is een goede profielkuil?
Vooral het graven van een goede kuil was bijzonder leerzaam voor de akkerbouwer die daar volgens eigen zeggen weinig kaas van heeft gegeten: “Een goede profielkuil maak je door te beginnen twee spades breed en twee spades diep. Aan de rand daarvan houd je twee spades tegen elkaar en daarmee haal je grond omhoog. Deze kluit leg je op zijn kant en breek je doormidden om te kunnen beoordelen. Daarbij let ik vooral op: kluiterigheid, de structuur (valt het goed kruimelig uit elkaar), de beworteling, de beestjes die er lopen en het vochtgehalte. De tweede spade haal je uit dezelfde kuil. Dan probeer je een kluit daaronder tot ongeveer 40 centimeter diepte boven te krijgen en die beoordeel je op dezelfde wijze als de eerste spade.”
‘Blauwe grond’
Die manier van werken was voor Flevolander een regelrechte eyeopener. De bevindingen waren voor hem even verrassend als verwacht: “Het was natuurlijk een bijzonder jaar: een zachte winter volgde op een nat najaar van 2015. We kwamen op traditioneel bewerkte percelen – 27 centimeter of dieper geploegd land – blauwe grond tegen op een centimeter of 30/35 diepte. Door een gebrek aan winter is de onderlaag niet verteerd en daar kom je dus veel ‘blauwe grond’ tegen. Percelen die op een alternatieve manier bewerkt waren: ondieper – maximaal 22 centimeter – of die bewerkt waren met een ecoploeg of spitter waren wel mooi. Bij gronden waar diepere bewerkingen hadden plaatsgevonden kwamen meer bodemproblemen voor op de ploegsnee of er werd blauwe grond ontdekt. De alternatieve methoden waren dit jaar optisch in ieder geval beter voor de grond. Als je kijkt naar de effecten op de gewassen van afgelopen jaar dan was dat minimaal. De zomer begon behoorlijk droog en dat heeft een deel van de problemen opgelost. De grond is daardoor behoorlijk ingedroogd. Daarna is er een periode geweest met redelijk veel neerslag, waardoor het eind juli goed is gaan groeien. Daarmee werden de nadelige effecten die wij geconstateerd hadden tijdens de profielkuilanalyses in het voorjaar grotendeels tenietgedaan. Maar dit was natuurlijk een unieke zomer, het zou heel naïef zijn om deze ontwikkelingen elk groeiseizoen te verwachten.”
Bevestiging
Het bijzondere groeiseizoen zorgde dus voor het verrassingseffect in de grondanalyses, maar Langebeeke ontdekte vooral veel zaken die hij eigenlijk al wist: “Prettig om die bevestiging te krijgen, maar ik was sowieso doorgegaan op de manier waarop ik al jaren werk. Iedereen roept altijd dat ik ondiep ploeg, maar dit geeft wat breder inzicht in de achterliggende gedachte van die keuze. De bevestiging dat ik goed bezig ben qua bodemstructuur is prettig, maar nu moet zich dat nog vertalen naar hogere opbrengsten. Mijn conclusie is dat je in het voorjaar wel heel alert moet zijn op een goed vlak en voldoende diep zaai- en pootbed. Ik ga uit van een niet-intensieve bewerking in het voorjaar. Eén werkgang en dan zaaien, ook al ligt het wat grover. Ik wil de grond zo min mogelijk belasten, dus ga ik niet door totdat ik een poederfijn zaaibed heb. Dat is wel mogelijk, maar ik wil er vlot overheen en in één keer klaar zijn.”
Lees verder onder afbeelding
Ecoploegen
De deelname aan het pilotproject heeft er dus niet voor gezorgd dat de teler zijn aanpak of filosofie verandert, maar hij gaat mede hierdoor wel de stap zetten naar het werken met een ecoploeg. Een overstap die hij al eerder overwoog nadat hij een Flevolandse collega bezocht die al jaren met een ecoploeg werkt: “Die toonde mij goede resultaten. Met de bevestiging vanuit het project ‘Zicht op bodemstructuur’ en de focus op het stimuleren van duurzaam bodembeheer door minder klassieke grondbewerkingsmethoden te gebruiken heeft mij doen besluiten om een ecoploeg te gaan testen. Ik heb nu een achtschaar ecoploeg van Rumptstad achter de trekker hangen en komende tijd ga ik die uitproberen op mijn toch wel zware gronden.”
De ecoploeg wordt standaard afgesteld op zestien centimeter. Langebeeke deed toch al minder diep ploegen dan de gebruikelijke 27 centimeter. Hij gaat meestal niet dieper dan 22 centimeter de grond in, maar met de ecoploeg gaat daar dus nog een keer zes centimeter vanaf: “De ene helft van mijn uienland heb ik traditioneel geploegd en die andere helft ga ik met de ecoploeg doen en dan kan ik eens zien wat het verschil is.”
Omdat in korte tijd in kleine groepen en op individueel niveau geleerd wordt merken ze bij het FAC dat de kennis goed blijft hangen en boeren het vertrouwen hebben gekregen om ook zelf aan de slag te gaan. In 2017 is er weer plaats voor boeren om deel te nemen. De aftrap hiervoor zal plaatsvinden op 26 januari tijdens een speciaal hiervoor georganiseerde ‘Bodemdag’.
Kader ‘over het Flevolands Agrarisch Collectief’
In 2015 hebben zes agrarische natuurverenigingen samen met LTO Noord een agrarisch collectief opgericht met de gehele provincie Flevoland als werkgebied: Het Flevolands Agrarisch Collectief (FAC). Het collectief is verantwoordelijk voor de uitvoering van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer in Flevoland. Het agrarisch natuur? en landschapsbeheerbeleid is veranderd per 1 januari 2016. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is volledig onderdeel van het Europese landbouwbeleid geworden en is de uitvoering compleet veranderd. In de nieuwe aanpak is er meer verantwoordelijkheid in de regio neergelegd. Agrarische collectieven bepalen met het gebied op welke locaties en met welke beheerpakketten ze de nationale doelen willen realiseren. Draagvlak, flexibiliteit en verantwoordelijkheid in de regio zijn de sleutelwoorden in deze aanpak. Met deze aanpak verwachten wij en de provincie Flevoland effectiever en efficiënter te zijn in de uitvoering van agrarisch natuur- en landschapsbeheer.