Afgelopen week merkte akkerbouwer Jaap de Lint uit Klundert tijdens het poten en het bereiden van het pootbed, dat zijn zware grond wel heel mooi uiteenviel. Dat komt voor een deel door het mooie voorjaar en de mooie droge winter (met een klein beetje vorst), maar De Lint denkt dat er ook andere factoren een rol spelen: “Je moet nergens twee keer rijden, want dan is het foute boel.”
Bodemverdichting
De Lint doelt daarmee op de bodemverdichting die optreedt als er over de akkers worden gereden: “Heel veel combinaties, die ik zie rijden, snap ik niet. Grote rupstrekkers met pootmachines en frontfrezers met een frezer voor- en achterop. Dan wordt vervolgens de grond nog een keertje voorbewerkt en dan pas wordt er gepoot. Wij rijden één keer met allemaal lichte combinaties en de grond ligt in één keer goed.”
Droogtekluitjes
Volgens hem willen sommige mensen de grond te fijn hebben, vanwege angst voor wateroverlast dat de aardappels kan verstikken: “Op lichte grond is het verzuipen van aardappelen veel heftiger dan op zware gronden. Een luchtig, zuurstofrijk bed met een mix van kluitjes met wat fijne grond kan de meeste neerslag prima verwerken. Je moet natuurlijk geen valse kluiten hebben, maar gewoon wat (droogte)kluitjes van drie centimeter doorsnee, zoals die je nu veel hebt. Die moet je niet fijn willen maken, maar lekker laten liggen.”
“Waar je twee keer rijdt, is het foute boel”
De grond waarop de Brabander teelt is zwaar, maar niet extreem zwaar: maximaal 45 tot 50 procent en op sommige plaatsen zakt het zelfs weg naar 25 procent. “Als je dan nog een keer gaat voorbewerken, dan moet je nog een keer over het perceel rijden. De grond wordt dan nogmaals ‘gekneed’. Dan kan je wel zeggen: het zijn lagedrukbanden, maar het zorgt tóch voor verdichting. Je moet nergens twee keer rijden, want waar je twee keer rijdt, is het foute boel”, aldus De Lint. “Kijk maar naar de kopakker. Daar groeit het gewas minder en is het meer verdicht. Het gebruik van lagedrukbanden ten spijt. Dat wel werkt hoor, maar slechts tot op zekere hoogte.”
“Eén derde gaat te vroeg in de grond, één derde op tijd en één derde te laat” |
De Lint heeft zijn 15 hectare pootaardappelen inmiddels allemaal in de grond zitten. “Ik zie vaak dat er grenzen overschreden worden. Vandaar mijn prikkelende stelling: Kies voor simpel, want dan valt de grond ook prima. Het hoeft echt niet allemaal met een zware trekker van 300 pk met allerlei voorbewerk- en luchtdruksystemen erop.”
De Lint snapt ook wel dat niet iedereen in die luxepositie zit: “We zien dat ons geduld met de bodem beloond wordt. Daardoor kunnen we nu met relatief weinig moeite de aardappels poten. Maar ik snap ook wel dat telers die 100 of 200 hectare moeten poten, niet alles kunnen laten liggen tot het ideale moment. Die moeten op een gegeven gewoon beginnen. Vroeger zeiden ze hier weleens: elk seizoen gaat één derde te vroeg in de grond, één derde op tijd en één derde te laat. Alles is relatief natuurlijk. Er zijn altijd bedrijfsspecifieke afwegingen om te kiezen voor een bepaalde werkwijze en dat ligt voor een deel ook aan de areaalgrote. Iedereen wil zuinig met de bodem omgaan en wij doen dat door zo weinig mogelijk over de percelen te rijden. Mijn visie en boodschap is: het hoeft niet altijd fijne grond te zijn waarop je teelt. De grond kan ook weleens te mooi liggen.”