De afgelopen 3 seizoenen is in het project FAB+ geprobeerd om natuurlijke vijanden van trips te stimuleren door het aanleggen van akkerranden langs uienpercelen. En niet zonder resultaat: uit de tellingen blijkt dat zweefvlieglarven een belangrijke rol spelen als bestrijders van trips op uien in Noord-Holland.
Een zo aantrekkelijk mogelijk mengsel
“We hebben ieder jaar het bloemenmengsel verbeterd om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor nuttige insecten”, vertelt projectleider Tamar de Jager (LTO Noord). “De meest aangetroffen predator in 2020 en 2021 was de zweefvlieglarve. Daarom is in 2022 geëxperimenteerd met een voor zweefvliegen zo aantrekkelijk mogelijk mengsel bestaande uit: echte en gele kamille, gekroonde en gele ganzenbloem, gipskruid, groot akkerscherm, klaproos (wildtype), korenbloem, wilde marjolein en zomergerst.”
Dragen zweefvliegen echt bij aan tripsbeheersing?
We stellen deze vraag aan Bas Allema, onderzoeker bij WUR Open Teelten. Hij antwoordt: “Ja, zweefvlieglarven blijken daadwerkelijk een rol te spelen in de beheersing van trips. In percelen met (veel) trips vonden we zweefvlieglarven. In de gunstigste gevallen namen we ze waar één tot twee weken nadat de trips toenam. Wanneer op tenminste 5-10% van de uienplanten zweefvlieglarven werden aangetroffen, zagen we een gemiddelde afname van trips. De zweefvliegen blijken tot zeker 60 meter van de bloemenrand hun eitjes te kunnen afzetten. Toch blijft het spannend. Er waren grote verschillen tussen jaren, regio’s en zelfs bedrijven.”
Bloemen geen waardplant voor trips
Om er zeker van te zijn dat de bloemen de trips niet naar het perceel toe trekken, is er ook trips in de bloemenrand geteld. Gemiddeld werd er minder trips gevonden in de bloemenranden per m2 dan in het uienperceel. Er werden over alle bedrijven samen geen verschillen waargenomen in aantallen trips direct naast de rand en 60 meter het veld in. Het is lastig hierover conclusies te trekken, want bij de helft van de bedrijven werd meer trips aangetroffen direct naast de rand, bij de andere helft juist minder.
Op de ganzenbloemen werd relatief veel trips aangetroffen. Allema adviseert daarom de ganzenbloemen uit het mengsel te halen. Ook kan groot akkerscherm beter vervangen worden door koriander, omdat deze laatste geschikter is voor zweefvliegen.
Zelf aan de slag met scouten
Paul Munsterman, één van de akkerbouwers waarbij tellingen zijn gedaan, stelt op de eindbijeenkomst de vraag: “Hoe weet ik wanneer ik goed zit met mijn natuurlijke vijanden? Hoeveel zweefvliegen heb ik nodig om trips te kunnen beheersen?”
Bas Allema stelt op basis van de ervaring in dit onderzoek de volgende vuistregel voor: “Als voor 1 augustus op minder dan de helft van de uienplanten volwassen trips aangetroffen wordt en er op tenminste 5-10% van de uienplanten zweefvlieglarven gevonden worden, dan zouden de zweefvliegen de trips onder controle moeten kunnen houden, mits de uienplanten goed kunnen doorgroeien.”
Over het project
Het project FAB+ is een samenwerking van verschillende partijen (WUR, LTO Noord, NFO, KAVB, IRS, Suiker Unie, Mans Weert, Boltha, BO Akkerbouw, The Greenery en LTO Nederland) die de inzet van natuurlijke plaagbestrijders proberen te verbeteren in verschillende teelten (aardappels, uien, appels, peren, lelies en suikerbieten).
LTO Noord is hierin de trekker van de pilot akkerbouwgewassen, waarin ingezet wordt op het delen van bestaande kennis en verzamelen van nieuwe kennis door experimenten in aardappels en uien. Het overkoepelend doel van de verschillende pilots is om een gebruiksvriendelijke tool te ontwikkelen voor boeren en tuinders voor de inzet van natuurlijke plaagbestrijders.
Bron: LTO Noord