Bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is het belangrijk om rekening te houden met je omgeving en ongewenste emissie buiten je eigen perceel, onder andere naar het oppervlaktewater, te voorkomen. Spuiten bij harde wind kan er bijvoorbeeld toe leiden dat het gebruikte middel op naastgelegen percelen terecht komt. De LLTB-sectorgroep Akkerbouw en Vollegrondsgroenten wijst haar leden op een aantal tips.
Spuitapparatuur mag niet gebruikt worden bij een windsnelheid groter dan 5 meter per seconde (ongeveer windkracht 3):
- Bij neerwaartse bespuiting gemeten op 2 meter hoogte;
- Bij op- en zijwaartse bespuiting gemeten op 1 meter boven de gemiddelde boomhoogte.
Wanneer er gespoten moet worden om een teeltbedreigende situatie af te wenden, dan mag er wel gewerkt worden bij hogere windsnelheden. Het Activiteitenbesluit milieubeheer treedt ook terug als op basis van de Plantenziektewet speciale gebruiksregels worden gesteld.
Gaat u toch spuiten bij hogere windsnelheden, let dan op de volgende zaken:
- De bedekking van het blad dat u probeert te raken, is minder dan bij windstil weer. De werking van het middel kan door onder- of overdosering achteruit gaan;
- Wind is grillig in snelheid en richting. Onder het spuiten kan hij zomaar afdraaien;
- Wind wakkert vaak in de loop van de dag aan. In het midden van de dag is de windsterkte het grootst. Daarna neemt de windsnelheid weer af;
- Probeer bij wind kleine druppels te vermijden, want deze hebben het meeste last van drift. Ook een driftarme spuitdop heeft nog een aantal kleine druppels in het spectrum;
- De invloed van wind kan verder worden teruggebracht door spuittechnieken (luchtondersteuning, verlaagde spuitboomhoogte, et cetera);
- Komen er fietsers of wandelaars langs, wacht dan even tot zij voorbij zijn voordat u verder gaat met spuiten.
Bron: LLTB