Het gesprek over driftreductie moet gaan over verwaaiing en veel minder over doppenkeuze. Dat is de overtuiging van Daniël Edzes uit Sappemeer (Gr.). Hij stelt dat de wetten van natuurkunde rond spuittechniek worden ‘genegeerd’ en daarmee zelfs ‘geschoffeerd’. In ieder geval worden ze niet begrepen.
De zoektocht naar oplossingen is daardoor verzand in een onmogelijke wedloop met doppen waarbij driftreductie tot bijna honderd procent wordt geclaimd. Met die kanttekening dat driftreductie wordt vastgesteld in een windstille laboratoriumomgeving. “Terwijl het moet gaan over luchtstromen. Als je dat onder controle hebt, kun je doppen vergeten. Door de onkunde van beleidsmakers wordt het niet begrepen en spuitmachinefabrikanten zijn er niet in geïnteresseerd.”
Akkerbouwmaatschap gesplitst
De drie kinderen van Daniël en Marjon Edzes runnen het circa vijftig hectare grote akkerbouwbedrijf in Sappemeer. Sinds vorig jaar is de maatschap als cv gesplitst, waarbij twee van de kinderen actief en één meewerkend vennoten zijn. De hectares zijn onderling verdeeld. Hun zoon heeft een conventioneel akkerbouwbedrijf, de twee dochters runnen hun onderneming biologisch. Daniel Edzes heeft zelf altijd een bouwplan met zetmeelaardappelen, granen en bieten gehad. De bieten heeft hij langzaam maar zeker afgestoten. Daar kwam hennep, als grondstof voor bouwmateriaal, voor in de plaats.
Hoe voorkom je verwaaiing?
Waarom voeg je geen behangplaksel toe om te voorkomen dat het loofdodingmiddel verwaait? Het lijkt een vraag van je reinste kolder. Toch zit er wel degelijk een serieuze ondertoon aan de gedachte die Daniël Edzes uit Sappemeer tijdens de spuitwerkzaamheden kreeg. De akkerbouwer, inmiddels ‘in ruste’, ging zelf knutselen met een varkensnaald met lijm, om te voorkomen dat het middel van het blad rolt. Het was voor Edzes de prikkel om zich te verdiepen in wat er nu eigenlijk gebeurt tijdens het spuiten. Zijn conclusie is helder: De reductie van drift gaat niet zo zeer over dopkeuze, maar over de vraag ‘Hoe voorkom je dat middel verwaait?’. Hij laat zich inmiddels ook informeren door professor John Stoop, die gespecialiseerd is in veiligheidskunde en specifiek over wind. “We zijn inmiddels vrienden geworden en hebben eigenlijk iedere week wel contact.”
Wetgeving
Als reactie op de wetgeving dat spuitmiddelen niet verder dan anderhalve meter mochten verwaaien, maakte Edzes bij wijze van grap een driehoek als scherm aan het eind van de spuitboom. “Daarna heb ik het mechanisch verstelbare scherm ontwikkeld.” Het scherm heeft sprieten van composiet waar het gaas overheen ligt. Composiet heeft het voordeel dat het slijtvast en buigzaam is. De slabben zijn bewust langer gemaakt zodat het middel naar de plant wordt gestuurd. “Het is een soort rokje, dat zorgt voor windstilte. Toen ik de AID vroeg om commentaar, lachten ze: ‘Foutje in de wet’.”
Volgens Edzes is het voorbeeld van zijn driehoek een bevestiging van het feit dat de verkeerde mensen bepalend zijn voor beleidsvorming. De focus ligt daardoor om luchtdrukondersteuning, sectie-afsluiting en doppen. “Prachtige ontwikkelingen, maar daar ligt niet de kern van het probleem. Ambtenaren snappen natuurkunde niet. Als je nooit de wetten van natuurkunde hebt geleerd, snap je niet dat natuurkunde een wet is.”
Springschansen
Edzes probeert uit te leggen waarom druppels uit een spuitboom gedragen door de wind wel honderd meter verder terechtkomen. “De blaadjes van het gewas fungeren als het ware als kleine springschansen. Een fijne druppel kan zo tientallen meters verderop neerdalen.” De Groninger legt hiermee ook parallellen met het fijne Saharazand, maar ook met de anderhalve meter, die door het RIVM werd ingevoerd om coronabesmettingen te voorkomen. “Het is een kwestie van logisch nadenken. Als je een plantensproeier gebruikt en je staat op anderhalve meter, word je niet nat. Doe je dat met de wind in de rug, dan wel. Je hebt eigenlijk twee soorten druppels: gewone en aerosolen. Juist de laatste worden gemakkelijk door de wind gedragen. Ook vanwege het gewicht kunnen die fijne druppels vele meters afleggen.”
“Wetenschappelijk zullen sommigen het misschien een lulverhaal vinden, maar natuurkundig klopt het. Nieuwe spuitdoppen leveren grovere druppels af, maar rollen vervolgens weer van het blad af. Het meest ideale is een fijne druppel, in combinatie met een plakmiddel waardoor de hechting aan de plant veel beter is. Daarom was het idee met behangplaksel zo gek nog niet.”
Venturi-effect
Voor Edzes is de vraag hoe kom je tot de ideale druk zodat ook fijne druppels zo worden gestuurd dat die naar beneden gaan. “Punt is: je gaat dus pas spuiten bij optimale weersomstandigheden, als het windstil is of bijna windstil. Maar soms kan dat niet. Helemaal niet als je bijvoorbeeld tweehonderd hectare moet spuiten. Dan heb je niet de luxe om te wachten tot het meest ideale moment.” Edzes testte verschillende doppen, die voldeden. “Eigenlijk zijn de ouderwetse rondstraaldoppen, die decennia geleden op de markt kwamen, nooit echt verbeterd. Beste resultaat kreeg ik met de Agrotop, die alleen voor bloemen en de drukspuit is goedgekeurd. De Urgent-dop, die we vijftig jaar geleden gebruikten, heeft sleufjes waardoor het middel recht van boven komt. Ik werk nu met een goedgekeurde dop, die werkt als luchtinjectie. Het water wordt door een nauw gat spoten.” Edzes doelt op het Venturi-effect waarbij doelbewust een vloeistof of gas door een stromingskanaal of aangebrachte vernauwing gaat. “Daarbij worden ook bolletjes met lucht meegespoten. Hiermee kom je in de hoogste categorie als je het hebt over driftreductie.”
Grenslaag-aerodynamica
Met de theorie van de luchtstromen en de zoektocht naar de juiste dop daarbij was Edzes jaren bezig toen die ook werd bevestigd door John Stoop, oud-hoogleraar veiligheidskunde in Delft. “Hij heeft mij precies uitgelegd wat luchtstromen doen en waar de combinatie ligt met grenslaag-aerodynamica.” Het verschijnsel waarbij luchtstromen veranderen door obstakels zorgt er voor dat er boven het aardoppervlak windsnelheden worden gemeten, maar dichtbij de grond worden afgeremd door de weerstand. Per luchtlaag is het snelheidsverloop goed te bepalen en eventueel ook te simuleren. “Voor spuittechnieken in de landbouw wordt nooit naar grenslaag-aerodynamica gekeken. Spuittechnieken worden niet in een windtunnel, maar in windstille laboratoriumopstelling of in veldproeven getest onder optimale omstandigheden. Maar hoeveel van windstille dagen heeft een agrariër in de praktijk daadwerkelijk, als je weet dat met een zuchtje wind een fijne druppel al meters verder komt? We mogen nu tot windkracht drie spuiten. Dan hebben we het over 3,4 meter per seconde. Dat is twaalf kilometer meter per uur. ”
In Stoop trof Edzes een ‘natuurkundige’ medestander, waar hij zich tot dusver vooral een roepende in de woestijn heeft gevoeld. “LTO, waterschappen en de landelijke overheid hebben geen idee wat de invloed is van wind. Bij deze partijen vindt echter wel de besluitvorming plaatst. Bij spuitfabrikanten vang ik tot dusver ook bot. En de akkerbouwers, met alle goede bedoelingen, zijn door de verwaaiing genoodzaakt om meer gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken dan hen lief is.”
Wetten van de natuurkunde
De spuittechnieken worden desalniettemin steeds geavanceerder en nodeloos duur met het doel emissies te voorkomen. Enerzijds vanwege het voorkomen van drift naar ‘buurpercelen’, anderzijds om normoverschrijdingen in oppervlaktewater terug te dringen. De druk op de sector neemt toe. Wet- en regelgeving wordt strenger. Er moeten spuitvrije zones worden gehanteerd of vanggewassen worden geplant om gewasbescherming af te vangen. Voor ieder gewas is er inmiddels wel een specifieke dop met een specifieke mond, vastgesteld op atmosferische spuitdruk, beschikbaar. Ondanks alle inspanningen wordt de lijst met toegestane middelen steeds kleiner.
Daarbij helpen incidenten als de ‘Drentse poepluieraffaire’ niet. Uit analyses van urine en poepluiers van baby’s kwamen een paar jaar geleden concentraties bestrijdingsmiddelen uit de lelieteelt naar voren. “Burgers worden bang als boeren met ‘onbekende stoffen’ spuiten. Die verwaaien en komen bijvoorbeeld in moestuintjes terecht. Boeren blijven zeggen dat ze zich aan de regels houden. Feitelijk doen ze dat ook, omdat de focus op de techniek ligt. De essentiële vraag, hoe verklein je de kans dat bestrijdingsmiddelen verwaaien, wordt niet gesteld. Als je de luchtstromen onder controle krijgt, kun je ook efficiënt met je middelen omgaan. Ik zeg daarbij overigens niet dat mijn driehoek het ei van Columbus is. In mijn ogen moet je gewoon kijken naar de wetten van de natuurkunde en daar de oplossing zoeken. Helaas leeft er een cultuur waarin elke Willie Wortel wordt doodgeslagen.”
Proef bij grote akkerbouwer
Edzes hoopt, ondanks dat niet meer actief akkerbouw bedrijft, toch ergens een voet tussen de deur te krijgen. Hij koestert de wens om een proef te doen bij een teler met meer dan tweehonderd hectare, die niet anders kan dan ook onder iets minder gunstige omstandigheden met de veldspuit het land op te gaan. In de proeven, die Edzes beoogt, moeten meerdere technieken aan elkaar worden geknoopt. “In mijn ogen is een oplossing zoals Wingssprayer waarmee je het gewas openmaakt bijvoorbeeld ideaal. Combineer dit met het gaas waarmee als het ware de wind breekt en verwaaiing voorkomt. Sta toe om een rondstraaldop in te zetten en gebruik een product als Squall dat bewezen is als hechter van gewasbeschermingsmiddelen. We moeten de natuurkunde weer terug in haar waarde zetten.”
Reageren? Of wellicht Daniël Edzes helpen in zijn missie? Stuur een mail naar akkerbouwbedrijf@prosu.nl.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Reyer Boxem en Martin de Vries