In het (nieuwe) Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staan allerlei regels die betrekking hebben op de dieseltank op het akkerbouwbedrijf. “Welke regels van kracht zijn, is onder meer afhankelijk van de hoeveelheid diesel die de akkerbouwer jaarlijks verstookt. In de praktijk merken wij dat de regels rondom het tanken van dieselolie vaak voor onduidelijkheid zorgen”, zegt Harrie Versluis, Projectleider Bouw bij DLV Advies.
Vooral als het bedrijf in de loop van de tijd is gegroeid, moet men aan andere, strengere regels voldoen. Daarnaast is met de nieuwe omgevingswet het Activiteitenbesluit omgezet naar het Besluit activiteiten leefomgeving. Hierin staan grotendeels dezelfde regels, maar een aantal zaken zijn verduidelijkt of aangescherpt.
Onderscheid
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is onderscheid gemaakt tussen kleinschalig en grootschalig tanken. Bij kleinschalig tanken gaat het om maximaal 25 m³ per jaar per bedrijf (Bal artikel 4.39). Is er meer getankt, dan valt ook een akkerbouwbedrijf onder de regels van grootschalig tanken (Bal artikel 4.40). Jeroen van Boxmeer, adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu bij DLV Advies: “Soms is er wel eens discussie over de hoeveelheid. Het meest eenvoudige om de hoeveelheid aan te tonen zijn natuurlijk de afleverbonnen en rekeningen.”
Kleinschalig en grootschalig tanken
Het onderscheid tussen kleinschalig en grootschalig tanken ligt in de eisen die zijn gesteld ter bescherming van de bodem en de lozingsvoorschriften. Bij kleinschalig tanken speelt de specifieke zorgplicht een belangrijke rol. Harrie van DLV Advies: “De specifieke zorgplicht betekent dat handelingen die duidelijk niet door de beugel kunnen, verboden zijn. Daarnaast zijn maatregelen die vallen onder ‘good housekeeping’ verplicht. Dit houdt in dat gelekte dieselolie moet zijn opgeruimd en absorptiemateriaal aanwezig moet zijn.”
Ook moeten scheuren in de bodembeschermende vloer gerepareerd zijn, en de tank en alle toebehoren goed onderhouden blijven. Daarnaast is het belangrijk dat de mensen die tanken, goed geïnstrueerd zijn en na het tanken alles opgeruimd en schoon achterlaten. “Het werken met een heldere werkinstructie is sterk aanbevolen,” vervolgt Harrie van DLV Advies. Verder moet de lengte van de brandstofslang korter zijn dan de aaneengesloten bodemvoorziening, om te voorkomen dat dieselolie kan weglekken.
Aaneengesloten bodemvoorziening
In combinatie met de specifieke zorgplicht bestond de bescherming van de bodem onder de tankplaats in de oude regels uit een vloeistofkerende vloer. Die term is in het nieuwe Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) vervangen door ‘aaneengesloten bodemvoorziening’. Mocht men dieselolie morsen, dan is er voldoende tijd om dit op te ruimen. Dit is een vloer, verharding of constructie die stoffen tijdelijk keert, waarvan eventuele onderbrekingen of naden zijn gedicht. Dit kan een ter plaatse gestorte betonnen vloer of asfaltverharding zijn zonder naden. Het kan echter ook een vloer van stelconplaten of zelfs klinkers zijn, mits alle naden met bijvoorbeeld bitumen zijn dichtgemaakt. Harrie attendeert erop dat dit een aanscherping is ten opzichte van de oude regels.
Vloeistofdichte vloer
“Bij grootschalig tanken geldt de specifieke zorgplicht niet. Om de bodem te beschermen is een vloeistofdichte vloer nodig. Aan een vloeistofdichte vloer zijn veel hogere eisen gesteld”, vervolgt de Projectleider van DLV Advies. De vloer moet na aanleg zijn goedgekeurd door een inspectie-instantie met een erkenning bodemkwaliteit voor AS SIKB 6700. De opleveringskeuring is niet nodig als het bedrijf dat de vloer heeft aangelegd een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7700 heeft. Vervolgens moet er na zes jaar een herinspectie plaatsvinden.
Om een ter plaatse gestorte betonnen vloer goed vloeistofdicht te maken, zijn er hogere eisen gesteld aan dit beton. Normaal ontstaan er in gestort beton altijd kleine haarscheurtjes. Om die zo veel mogelijk te voorkomen, moet bij vloeistofdicht beton de betonklasse en milieuklasse hoger zijn. Ook is de vloer vaak dikker en is er meer wapening in de bovenzijde om de haarscheurtjes zo klein mogelijk te houden. Betonplaten kunnen ook vloeistofdicht zijn gemaakt, vaak van het type Milieuplaat. Deze hebben geen hijsogen en zijn dikker dan gewone platen, en moeten voldoen aan BRL2316. Vervolgens zullen alle naden gekit moeten worden.
Ook asfalt is vloeistofdicht te maken met speciale asfaltmengsels. Tenslotte is er voor bestaande situaties altijd de mogelijkheid om een coating aan te brengen over de bestaande verharding.
Afspuitplaats
Zorg daarnaast voor de opvang van water en een voldoende afschot als de tankplaats buiten ligt. Er kunnen immers met regenwater restanten dieselolie afspoelen naar de sloot. Om dat te voorkomen, moet het regenwater zijn opgevangen en via een olieafscheider en slibvangput zijn geloosd. Bij grootschalig tanken is dit een verplichting.
Jos Commissaris, Projectleider Bouw bij DLV Advies, zegt hierover: “Het is aan te bevelen om deze te combineren met de afspuitplaats.” De olieafscheider en slibvangput moeten voldoen aan de eisen van NEN-EN 858-1 en 2. Praktisch gezien betekent dit dat de capaciteit van de putten moet zijn berekend. Bij kleinschalig tanken is er een alternatief. Men mag het regenwater ook lozen na bemonstering. Als in enig steekmonster per liter minder dan 20 mg olie en minder dan 300 mg onopgeloste stoffen zit, dan is de olieafscheider en slibvangput niet nodig.
Geen extra regels voor plaatsing
Harrie van DLV Advies: “In de praktijk krijgen wij regelmatig de vraag waar de brandstoftank nu eigenlijk mag staan. In de regels van het Bal voor zowel kleinschalig als grootschalig tanken staat dat de externe veiligheidsrisico’s van het tanken van diesel zodanig klein zijn, dat er geen (extra) regels gelden. Het gevolg is dat er geen afstandseisen zijn bij een dieselolietank en dat een dieselolietank gewoon binnen mag staan.”
Verder staat er in de PGS30 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) meer zaken om veilig om te kunnen gaan met bovengrondse opslagtanks. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen dieselolie (vlampunt > 55 graden) en petroleum (vlampunt 23-55 graden). De regels voor dieselolie zijn veel beperkter. Een dieselolietank mag gewoon binnen staan. Als deze in een werkruimte of onder de woning staat, mag hij maximaal 3 m³ groot zijn, tenzij hij in een eigen brandcompartiment staat. Ook mag de tank niet op een verdieping staan, tenzij na toestemming van het bevoegde gezag (meestal de omgevingsdienst). “Praktisch betekent dit vaak dat er extra eisen zijn gesteld. Als de tank binnen staat en groter is dan 3 m³, moet er een ventilatievoorziening aanwezig zijn. Ook moet er rondom de tank minstens 50 cm ruimte zijn voor onderhoud”, aldus Harrie van DLV Advies.
Bron: DLV Advies