Zaadfirma KWS Benelux heeft voor het aankomende seizoen met 9K918 (Inspirea KWS) en OKO37 (Reforma KWS) twee tweedejaars nummers beschikbaar, die worden geschaard onder de zogenoemde CR+-suikerbietenrassen. Dit zijn rassen waarbij een nieuwe bron van cercospora-resistentie door de veredelaars is ontcijferd. Bovendien blijft de suikeropbrengst behouden.
Vooral in het oosten van Nederland, waar cercospora ook het afgelopen seizoen aan de orde was, zal de suikerbietenteler met smart zitten te wachten op deze nieuwe rassen van KWS. Per ras zijn er voor aankomend seizoen duizend eenheden beschikbaar. Adviseur Rob Klunder van KWS verwacht een behoorlijke belangstelling. “In de resistente suikerbieten komt wel cercospora, maar vaak op een later moment. Als het er eenmaal in zit, ligt de ontwikkelingssnelheid van de schimmel op een trager niveau.” Omdat de CR+-rassen de ontwikkelingssnelheid van de schimmel vertraagt, kan bij een hoge druk een aantal bespuitingen worden bespaard. Klunder benadrukt in zijn uitleg wel dat dit effect is vastgesteld in proeven waarbij er met breedwerkende fungiciden is behandeld. “Meestal zie je dat met het inkruisen van resistenties de eerste jaren de opbrengst achterblijft. Dat is hier niet het geval.”
Het Instituut voor Rationele Suikerproductie (IRS) beoordeelt de rassen voor Nederland op bladgezondheid, en dan hebben we vooral over cercospora. Er worden jaarlijks drie proefpercelen aangelegd die vervolgens niet worden behandeld met fungiciden. Rassen met een waarderingscijfer negen worden door KWS geoormerkt als CR+-rassen. “Qua bladgezondheid Inspirea KWS en Reforma KWS dus uitmuntend. Er zijn rassen die 8,5 punt op cercospora-resistentie worden gewaardeerd. Die moet je echter volgens het bestaande regime blijven spuiten. Met het maximale van negen punten bespaar je daarop. Dus het verschil is, met het oog op fungiciden-inzet, veel groter dan dat een halve punt doet vermoeden.” Voordeel is volgens Klunder ook dat de besmettingsdruk met CR+-rassen veel lager is. “Hierdoor zitten er minder schimmels op plantenresten en het blad, waardoor je ook minder schimmeldruk in de bodem opbouwt.”
Rassenkeuze
“Bij de keuze van rassen zijn er naast opbrengst en kwaliteit drie pijlers van belang. Dat is de bescherming tegen het bietencystenaaltje, rhizoctonia en aanvullende rhizomanie-resistentie en combinaties hiervan.” CR + en Conviso Smart zijn in toenemende mate vernieuwde eigenschappen waarop de keuzes worden gebaseerd. “We zijn ook druk aan het veredelen om een antwoord te hebben op vergelingsziekte en wortelknobbelaaltjes, maar dat is voor de wat langere termijn.”
De kunst is volgens Klunder om rassen te ontwikkelen die opbrengst houden en tegelijkertijd zoveel mogelijk gewenste eigenschappen hebben. 9K918 (Inspirea KWS) en OKO37 (Reforma KWS) zijn CR+-rassen die een extra bescherming bieden tegen cercospora. Inspirea KWS staat op de standaard rhizomanielijst. Reforma KWS is daarentegen weer interessant omdat die resistentie bezit tegen rhizoctonia. “Cercospora is de grootste en meest kwalijke bladschimmelinfectie. Maar het is ook belangrijk dat andere schimmels ook worden aangepakt. Ramularia, roest, stemphylium en meeldauw moeten ook worden bestreden. Om resistentie opbouw te voorkomen en vanwege de overige bladschimmels is de inzet van breedwerkende fungiciden van groot belang.”
Schimmeldruk
Cercospora is op dit moment vooral aan de oostkant van Nederland een urgent probleem. De schimmeldruk is bijvoorbeeld in de Veenkoloniën over het algemeen hoger dan op andere plekken in het land. Toch is cercospora ook op bijvoorbeeld de klei inmiddels aan de orde. “We denken dat het komt omdat we in toenemende mate te maken hebben en krijgen met de droge periodes. Bij warm weer en een hoge relatieve vochtigheid gedijt de schimmel goed. Op bladresten in de grond overleeft de cercospora-schimmel. Door wind, regen en water verspreidt de schimmel zich waardoor percelen behoorlijk besmet raken.”
Voor de teler is het belangrijk om het gewas te blijven inspecteren op aantasting van cercospora. De bladschimmelmodulen in de Bieten Advies Systeem-App van de Nederlandse suikerbietencoöperatie Royal Cosun kan telers helpen om de infectiekansen inzichtelijk te maken. “Afgelopen seizoen stond de BAS-app op rood, maar je moet ook schimmel hebben. Misschien hebben de koelere omstandigheden er voor gezorgd dat de ontwikkeling achter bleef. De beschikbaarheid van werkzame stoffen in de bietenteelt neemt af. Dus moeten we zuinig zijn op de middelen die we nog wel hebben, want hoe minder actieve stoffen hoe moeilijker de beheersing is.”
KWS zet de beschikbare duizend eenheden per ras via Cosun af. Telers kunnen zich daar op inschrijven. “Ik denk wel dat in Oost-Nederland deze rassen het beste tot hun recht komen.” Klunder stelt dat de teler in eerste instantie kijkt naar de drie belangrijkste pijlers: bescherming tegen het bietencystenaaltje, rhizoctonia en aanvullende rhizomanie-resistentie. “Daarna blijkt dat rassen met een hoge bladgezondheidsscore veel worden besteld.” Klunder wijst ook op het verschil in de proefvelden. “We noemen dit ook wel de zebraproeven, want de verschillen zijn bijna zwart-wit. Als je het ziet, ben je overtuigd.”
Klunder denkt dat een ras met een hoge opbrengst nog altijd van belang is, maar dat telers ook moeten kijken naar wat slimme keuzes zijn met het oog op het bouwplan. “Hoe houd je dat gezond. Tien jaar geleden keken we eigenlijk alleen naar de opbrengstverbetering van een ras. De laatste jaren ligt onze focus op sterke rassen die met minder chemische bescherming toe kunnen. Het is de enige weg naar een rendabele teelt omdat we minder en minder chemische middelen ter beschikking hebben, die tijd ligt achter ons.”
Tekst: Martin de Vries
Beeld: KWS Benelux