Voor het opslaan van vaste mest zijn agrariërs verplicht om maatregelen te treffen om te voorkomen dat nutriënten (stikstof en fosfor) af- en uitspoelen richting het milieu. Een collectief van zes Flevolandse akkerbouwers en een geitenhouder lopen tegen problemen aan om aan deze milieuregels te voldoen. Geitenhouder Van Wageningen heeft een beperkte mestopslagcapaciteit op zijn bedrijf en dit betekent dat de mest bij de akkerbouwers een langere periode aan de hoop ligt.
Op de foto legt Bert van den Bosch van Waterschap Zuiderzeeland de leden van het collectief de voorgeschreven milieuregels uit.
Zonder vloeistofdichte of vloeistof-kerende vloer met opvang van mestvocht en percolaatwater, mag die periode niet langer dan zes maanden zijn. Mestopslag langer dan deze periode vraagt om hoge investeringen, terwijl de mest lang niet elk jaar langer dan zes maanden zal liggen. Op woensdag 23 november 2016 heeft dit collectief van akkerbouwers en geitenhouder een bijeenkomst georganiseerd op de Caprihoeve in Lelystad, waar Waterschap Zuiderzeeland, LTO Noord, Mostert & van de Weg, Aeres Groep (CAH) en het Instituut Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) uit Vlaanderen aanwezig waren om de problematiek van de vaste mestopslag te bespreken.
Tijdens de bijeenkomst zijn praktische en economisch haalbare maatregelen besproken om vaste mest op te slaan, zodat af- en uitspoeling van nutriënten naar de bodem en het oppervlaktewater niet meer plaatsvindt én wordt voldaan aan de milieuregels. Centraal stond een onderzoek van de Vlaamse onderzoekers Koen Willekens en Bert Reubens van ILVO. Zij hebben het Vlaamse onderzoek over de opslag van vaste mest op de kopakker toegelicht. Het goed opslaan van vaste mest heeft een belangrijk doel: de nutriënten blijven behouden in de mesthoop, wat goed is voor het milieu én voor de akkerbouwer. Door de hoop goed af te dekken tegen regenwater en eventueel structuurrijk materiaal bij te mengen, wordt er een stabieler eindproduct verkregen. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van de mest en de uitspoeling van stikstof is dan zeer beperkt. Uit het Vlaamse onderzoek is gebleken dat dan slechts 0,3 tot 4,2% van de totale hoeveelheid stikstof uit de hoop is weggespoeld naar het milieu. Het afdekken van de mesthoop tegen regenwater is daarom een hele belangrijke maatregel! Akkerbouwer Gert-Jan van Dongen heeft het afgelopen teeltseizoen hiermee geëxperimenteerd door gebruik te maken van TopTex en Betacal op zijn geitenmestopslag. Geitenhouder Wim van Wageningen: “Het was een leerzame bijeenkomst en we zien veel aanknopingspunten om het probleem succesvol aan te pakken met vooral ook wederzijds voordeel voor alle betrokkenen.”
Ruilen of samenwerken?
De zes akkerbouwers en de geitenhouder uit Flevoland vormen een bijzonder samenwerkingsverband. Naast het afnemen van mest en het leveren van stro, experimenteren de akkerbouwers met grasklaverteelt voor ruwvoer. Onder het motto “Ga je ruilen of samenwerken?” zijn de ondernemers aan de slag gegaan. Twee tot drie keer per jaar komen zij samen om de planning van mest en stro te bespreken en worden de kuiluitslagen van de grasklaver besproken.
De achterliggende gedachte is vooral om met elkaar een deel van de regionale kringloop te sluiten en elkaar versterken in de regio. Het wederzijds voordeel zit hem in het kennen van elkaars producten. Schoon stro en constante kwaliteit van mest zijn belangrijk voor de akkerbouwers. Vaste mest is een waardevolle grondstof voor bodem en plant. De geitenhouder heeft invloed op de voederwaarde van de kuil en kan de mest dichtbij afzetten. Door met elkaar in gesprek te zijn, wordt kennis gedeeld en verbeteringen in de samenwerking besproken, maar wordt ook plezier beleefd aan de samenwerking.
Het collectief
Geitenhouders Wim en Jeroen van Wageningen uit Lelystad (Caprihoeve) werken samen met zes akkerbouwers: Paul Cryns, Gert-Jan van Dongen, Edwin Goedegebuure, Jaap Lodders, Coos van Splunter en Fredo Smit. Allemaal ontvangen zij geitenmest op hun bedrijf. Het stro van de akkerbouwers gaat, indien mogelijk naar het geitenbedrijf toe. Drie akkerbouwers van de groep telen grasklaver voor het geitenbedrijf. Dit betekent een ander rustgewas in de rotatie. Albert Jan Olijve en Anna Zwijnenburg van ‘Van tafel naar kavel’ ondersteunen het collectief met landbouwkundige kennis en begeleiden samen met Waterschap Zuiderzeeland het initiatief rondom de mestopslag. Voor Van Wageningen betekent dit initiatief dat hij zerkheid heeft: “Ik weet wat voor voer ik aankoop en kan daardoor samen met de zes akkerbouwers verder kan toewerken naar het opzetten van een regionale kringloop.”