Voor veredelingsbedrijven en handelshuizen is het zaak om gebruikers van hun rassen in de komende maanden te overtuigen deze te blijven afnemen of te gaan afnemen. Om deze klantenbinding te realiseren wordt er voortdurend gewerkt aan het sectorportfolio. Bij C. Meijer B.V. in Zeeland is dat niet anders. "We proberen rassen te ontwikkelen die voor 100 procent in de markt passen", aldus veredelaar Guus Heselmans.
Vooruitkijken
Elk bestaand en nieuw ras krijgt direct vanaf de verdeling al een specifiek ras-profiel mee. Voor welke markt is het ras geschikt en welke bestemmingen passen bij dat ras. Heselmans: "We proberen zoveel mogelijk in de klantvraag te voorzien en letten daarbij op verschillende zaken. Het zit hem vaak in kleine details, maar ziekteresistentie, robuustheid en het breed inzetbaar zijn van een ras heeft bij ons hoge prioriteit."
'Use what you produce'
Johan van der Stee commercieel-directeur van C. Meijer B.V. onderschrijft dit: "We focussen ons op het uitbrengen van stabiele rassen met hoge opbrengsten en kwalitatief goede eindproducten. Erg belangrijk hierin is dat wij vinden dat je moet produceren op wat je nodig hebt. We kijken niet naar het aantal te produceren tonnen aardappel, maar naar de hoeveelheid friet, chips of consumptieaardappelen per vierkante meter. Ons rassenportfolio is bewust klein, maar wel zorgvuldig uitgekozen en gepositioneerd. We moeten ver vooruitkijken. Daarin houden we altijd de lijn aan 'Use what you produce' vrij vertaald: gebruik wat je produceert."
Heselmans: "Er zijn wel lichte verschuivingen in de markt. Zo is er nu iets meer vraag naar vroege rassen met een kort groeiseizoen. Dit komt wellicht door de wisselvallige oogstperiode, maar keuzes liggen vaak al voor langere tijd vast. Er is vanuit de markt een constante vraag naar rassen met een lage kostprijs die het jaar rond hoge kwaliteit garanderen. Meijer probeert met zo weinig mogelijk rassen, zoveel mogelijk dekking te creëren en dat vergt veel onderzoek op veredelingsniveau."
Aanpassingen in werkwijze
Een goed voorbeeld hiervan is de Lady Anna, een relatief nieuw friet-ras dat door Meijer is ontwikkeld en in de markt gezet: "De Lady Anna is een heel mooie aardappel. Voor de akkerbouwer vereist het echter wel wat aanpassingen in de werkwijze. De Lady Anna heeft een lange kiemrust en is dus prima geschikt voor langdurige bewaring. Echter een te koude bewaring van de poters werkt bij dit ras niet. De consumptietelers zullen hier dus rekening mee moeten houden als ze kiezen voor dit ras", aldus Van der Stee. “De boodschap voor de teler is: niet te vroeg (poten), niet te koud poten (grondtemperatuur) en niet te diep poten (de knollen groeien dan te diep).”
Stabiliteit doorslaggevend
Meijer richt zich op rassen die een sterke meerwaarde hebben voor de gehele aardappelketen: "Er spelen natuurlijk veel factoren mee, denk aan groeikracht, knolvorm, maar ook zaken als schimmel- en bodemziektes. Wij focussen ons op de aardappel zelf en daarin is stabiliteit van het ras het allerbelangrijkste. Telers hebben meer aan een ras dat elk jaar stabiel tonnen produceert, dan een ras dat veel varieert qua opbrengst en af en toe een uitschieter heeft. Komend jaren zullen we vooral rassen zien die gemakkelijk te telen zijn, een hoge opbrengst hebben en die zorgen voor lage afvalstromen."