Er zijn en komen veel percelen beschikbaar om groenbemesters in te zaaien. Groenbemesters hebben veel positieve eigenschappen. Ze leveren onder andere organische stof, verbeteren de bodemstructuur en kunnen de ziekten- en plagendruk beperken. De grootste positieve effecten kunt u behalen door de groenbemester zo vroeg mogelijk te zaaien onder gunstige bodemomstandigheden.
Keuze van groenbemester
Houd bij de keuze van de groenbemester rekening met de ziekten en plagen die op uw perceel voorkomen. Groenbemesters kunnen bepaalde ziekten en plagen bestrijden, maar ook vermeerderen. Pas daarom ook op bij het toepassen van mengsels van groenbemesters. Informatie over de effecten van groenbemesters op ziekten en plagen in de bietenteelt kunt u vinden in het hoofdstuk groenbemesters in de teelthandleiding.
Gunstige bodemomstandigheden
Zaai de groenbemester zo vroeg mogelijk, maar wel als de grond voldoende droog is. Zorg dat de hele bouwvoor goed losgemaakt is, groenbemesters groeien slecht in verdichte grond. Geef ook 50-80 kg (werkzame) stikstof per hectare. Het maakt niet uit of dit in de vorm van dierlijke mest of kunstmest gebeurt. Als er stro op het land achterblijft, geef dan 30-40 kg N per hectare extra.
Organische stof
Een goed geslaagde groenbemester levert vrij veel effectieve organische stof. Bladrammenas en gele mosterd kunnen bijvoorbeeld 800 tot 1000 kg effectieve organische stof per hectare leveren. Hiermee wordt een behoorlijk deel van de jaarlijkse afbraak van organische stof (gemiddeld ongeveer 2000 kg per hectare) gecompenseerd.
Meer informatie over groenbemesters en organische stof vindt u in het Handboek Bodem en Bemesting.