Brancheorganisatie Akkerbouw (BO Akkerbouw) heeft vorige week vanuit het ministerie van Economische Zaken een verbindendverklaring voor het programma Onderzoek en Innovatie ontvangen. Dit heeft de organisatie donderdag bekendgemaakt tijdens een persbijeenkomst in het NMC Congrescentrum te Nieuwegein. Dit betekent dat het programma direct van start kan gaan.
Samenwerking en overleg
Minister Kamp verleende de verbindendverklaring aan de Brancheorganisaties voor Granen, Suiker en voor de BO Aardappelen & overige akkerbouwgewassen, allen onderdeel van de BO Akkerbouw. Hiermee is deze brancheorganisatie voorloper bij de ontwikkeling van nieuwe belangenorganisaties. Nadat twee jaar geleden de productschappen werden afgeschaft, is er voortdurend gewerkt aan een nieuwe methode voor samenwerking en overleg. De BO’s en PO’s (producentenorganisaties, red.) zijn hiervan het resultaat. Naast de BO Akkerbouw zijn ook de brancheorganisaties ZuivelNL, de Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK), stichting Ovoned (eieren) en stichting Pluimned (Pluimveevlees) erkend. Erkenningen voor groente & fruit en sierteelt zijn in verregaande ontwikkeling, maar dat proces is nog niet helemaal afgerond. Minister Kamp heeft tot nu toe één producentenorganisatie erkend: de producentenorganisatie Varkenshouderij (POV).
De BO Akkerbouw is de eerste BO die via een officiële verbindendverklaring een programma kan gaan afwerken. Directeur Matthé Elema: “De sectie Teelt van de BO Akkerbouw, geheel bestaand uit akkerbouwers, bepaalt welke projecten er worden uitgevoerd. Met de uitvoering van het programma is inmiddels gestart.”
Verplichte bijdrage per hectare
De verbindendverklaring vanuit EZ betekent niet alleen dat alle akkerbouwers profiteren van de onderzoeksresultaten vanuit teeltvraagstukken die het programma voortbrengt, zowel leden als niet-leden van aangesloten ketenpartijen (LTO Nederland, NAV, NAJK, Agrifirm Plant, AVEBE, Comité van Graanhandelaren, Cosun, CZAV, NAO, Plantum en Vavi) betalen een verplichte financiële bijdrage voor de uitvoering van het programma. Voor leden van de hiervoor genoemde ketenpartijen komt daar nog een contributiebedrag bovenop. Volgens Elema komt het totale bedrag voor de gemiddelde akkerbouwer hierbij uit op 500 euro. “De individuele bijdrage wordt vastgesteld volgens een vast bedrag per hectare en verschilt per gewas. Poot- en consumptieaardappelen kennen een hogere bijdrage, dan zetmeelaardappelen, suikerbieten en granen. Voor de overige gewassen binnen het bouwplan worden geen bijdrages geïnd.” De areaalgegevens worden opgevraagd bij de RVO en aan de hand daarvan wordt het factuurbedrag vastgesteld. “Dit scheelt de akkerbouwers veel administratief werk”, aldus Elema die benadrukt dat het geld goed besteed wordt en alleen wordt ingezet voor onderwerpen waarbij de akkerbouwers elkaar nodig hebben: kortom iedereen profiteert mee: “De focus ligt duidelijk op keten-overschrijdende onderwerpen. We gaan ons niet bemoeien met teelt- of gewasvraagstukken. Bijvoorbeeld: bodemverbeteringen doe je niet alleen vanuit het suikerperspectief, dat vraagt om een bredere aanpak vanuit een gezamenlijk organisatorisch oogpunt.”
Thema’s
De thema’s voor het programma Onderzoek en Innovatie zijn onderverdeeld in vijf categorieën: Duurzaamheid/Plantgezondheid, Markt- en Prijsontwikkelingen, Voedselveiligheid en Imago. De week van de akkerbouw (20 tot 25 juni) is een voorbeeld van een initiatief dat behoort tot het imagothema. Thijs Cuijpers is blij met de oprichting van de BO Akkerbouw en verbindendverklaring van het programma Onderzoek en Innovatie: “Hiermee wordt de marktpositie van boeren en tuinders verbeterd. Onderzoek en innovatie zijn zaken voor de langere termijn. Ze zijn medebepalend voor de toekomstige slagkracht en de concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw en zeker ook de agrosector als geheel. Initiatieven, bijdragen en draagvlak vanuit het bedrijfsleven zijn in dit verband erg belangrijk. Dit geldt trouwens ook voor de ambities en inzet vanuit beide agrarische topsectoren. Als de activiteiten goed op elkaar aansluiten, kunnen sectoren daar alleen maar sterker van worden”, aldus de LTO-directeur.
Geen vervanging productschappen
Cuijpers benadrukt overigens dat de BO Akkerbouw geen verkrampte poging is om de productschappen via de achterdeur opnieuw in te voeren: “De nieuwe organisaties komen voort uit een Brusselse verordening, op basis waarvan de nationale regeling producenten- en brancheorganisaties in 2014 in werking is getreden. Ondernemers die zich organiseren maken dus gebruik van de mogelijkheid die deze regeling biedt.” Vooraf zijn ook diverse draagvlakmetingen verricht. Zo berekende het LEI (onafhankelijk onderzoeksinstituut werkend vanuit Wageningen UR, red.) dat ruim zeventig procent van de akkerbouwbedrijven voorstander is van een BO en kregen akkerbouwers via een internetforum de kans te reageren op de voorgenomen plannen. Volgens Elema maakte enkele tientallen akkerbouwers hiervan gebruik. “Er zijn geen tegenargumenten aangedragen of protesten binnengekomen via het forum. Dit was voor de minister voldoende aanleiding om aan te nemen dat er voldoende draagvlak is binnen de akkerbouwsector. Gecombineerd met de keiharde berekening die het LEI voor ons heeft gemaakt, kunnen we met grote zekerheid stellen dat de akkerbouwers onze plannen ondersteunen.”
Totaalbudget van 16 miljoen euro
Het programma Onderzoek en Innovatie in de BO Akkerbouw heeft een looptijd van vijf jaar en loopt daarmee synchroon aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), dat ook in 2020 afloopt. “Of we daarna door (kunnen) gaan hiermee, hangt dus ook af van de ontwikkelingen op dat vlak. We hebben in elk geval de intentie om dit samenwerkingsverband voor langere tijd aan te gaan. De onderzoeksthema’s zijn ook stuk voor stuk onderwerpen waarbij een lange termijnvisie essentieel is”, aldus Elema. Voor het programma Onderzoek & Innovatie is de komende vijf jaar een budget van 16 miljoen euro beschikbaar.