De aantallen wortelknobbel- en wortellesieaaltjes kunnen bij aaltjesonderzoek worden onderschat als alleen naar de grond wordt gekeken. Een aanvullend onderzoek met incubatie van het organisch materiaal geeft een compleet beeld van de aanwezige aaltjes. Het najaar is het beste tijdstip voor dit onderzoek.
Aaltjes komen in vrijwel alle sectoren voor. Er zijn vrijlevende aaltjes die de wortel aanprikken en aaltjes die de wortels binnen gaan. Beide soorten aaltjes kunnen schadelijk zijn voor het gewas. Na de oogst zijn de aantallen van de meeste aaltjes hoger dan in het voorjaar omdat in de winter de aantallen afnemen door natuurlijke sterfte. Aaltjesonderzoek wordt daarom bij voorkeur in het najaar uitgevoerd na de oogst van het gewas.
Incubatie
Een standaard aaltjesonderzoek toont alleen de aaltjes aan die vrij in de grond aanwezig zijn. Er wordt dan alleen gekeken naar de zogenaamde ‘minerale fractie’. Door het aanvragen van incubatie wordt ook het organisch materiaal meegenomen. In de incubatiefractie kunnen onder andere wortelresten en eitjes aanwezig zijn met aaltjes. Bij het uitvoeren van incubatie wordt al het fijne organische materiaal van het grondmonster opgevangen en twee weken geïncubeerd. Tijdens de incubatie komt het grootste gedeelte van de aaltjes die nog in de wortels of eitjes zitten uit. Deze aaltjes worden vervolgens meegenomen in de analyse en zo ontstaat een compleet beeld van de aanwezige aaltjes.
Onderwaardering
Het niet uitvoeren van incubatie kan zorgen voor een onderwaardering van de aaltjespopulatie. Met name de aaltjes die in de wortels kruipen zoals Meloidogyne (wortelknobbelaaltjes) en Pratylenchus (wortellesieaaltjes) kunnen in grote aantallen in de incubatiefractie aanwezig zijn. Incubatie is niet van belang voor cystenaaltjes en vrijlevende wortelaaltjes die de wortels vanaf de buitenkant aanprikken.
Bemonsteringstijdstip en voorvrucht
Het aantal aaltjes in de incubatiefractie hangt af van verschillende factoren. Meestal is het aandeel aaltjes in de incubatiefractie veel hoger als het monster kort na de oogst van een gewas of groenbemester is genomen. Er zijn dan nog veel wortelresten in de grond aanwezig waarin de aaltjes kunnen zitten. In het voorjaar en als het perceel in de winter braak heeft gelegen zitten de meeste aaltjes in de minerale fractie. De verhouding tussen de aaltjes in de minerale- en incubatiefractie is ook afhankelijk van de voorvrucht. In bijvoorbeeld grassen, mais, bonen en broccoli wordt vaak het merendeel van de aaltjes in de incubatiefractie gevonden. Ook bij een voorjaarsbemonstering kan er bij deze gewassen nog een groot gedeelte van de aaltjes in de incubatiefractie aanwezig zijn.
Bron: Eurofins Agro