Hoofdfoto: Kees van der Bos Weidenaar: "Kringlooplandbouw realiseren is nog niet zo gemakkelijk als men zegt."
In 2003 werd Ecolana opgericht; een samenwerkingsverband tussen twee akkerbouwers, een melkveehouder en een schapenhouder, in het Noorden van Friesland. Doelstelling: een duurzame landbouwkringloop. Echter liepen de deelnemers aan het project al snel tegen allerlei regelgeving aan.
Bij akkerbouwbedrijf Mts. Van der Bos Weidenaar in het Friese Holwerd doen ze er alles aan om de kringloop sluitend te krijgen, maar telkens met dezelfde conclusie: “Kringlooplandbouw realiseren is nog niet zo gemakkelijk als men zegt.”
De buren hebben een melkveehouderij en die gaan een nieuwe stal bouwen. Die wordt zo gemaakt dat er strorijke mest uitkomt. Op grasland kan dat het hele jaar door worden uitgereden, maar op het akkerbouwland van Kees van der Bos Weidenaar is dat heel lastig: “En dat is eigenlijk heel gek, want strorijke mest zorgt voor het terugdringen van emissie en bevordert de gewasgroei. Maar omdat we het verplicht moeten onderwerken, moeten we grote hoeveelheden tegelijk uitstrooien.
En dat terwijl we juist toe willen werken naar kleinere hoeveelheden per bemestingsbeurt, omdat overbemesting niet goed is voor het bodemleven. Dat is één van de regelgevingen waar we tegenaan lopen in onze ambitie richting een sluitende kringloop. We hopen dat akkerbouwers die gaan samenwerken met melkveehouders zich bewust zijn van wat grote mesthoeveelheden met de bodem doen.”
Experimenteerruimte
De oplossing ligt volgens Van der Bos Weidenaar bij diezelfde wetgever: “Wij hopen dat ons samenwerkingsverband experimenteerruimte krijgt en dat effecten van grote mesthoeveelheden op de bodem meetbaar worden. Tijdens de agro-versnellingsagenda bijeenkomst in de Martinikerk in Groningen werd ook gepleit om initiatieven, zoals Ecolana, experimenteerruimte te geven. Dus als de overheid – en dan met name minister Schouten – echt wil dat wij aan circulaire landbouw gaan doen, dan zou ze ons daarmee een flinke handreiking kunnen doen. Dan kunnen we jaarlijks meerdere kleine hoeveelheden op het land aanbrengen om te zien wat dat met de grond doet.”
“Levendigheid van bodem gaat achteruit”
“We hebben een hoop percelen die prima op orde zijn, maar ik krijg steeds vaker het idee dat de levendigheid van de bodem achteruitgaat. Dat zit hem wellicht in de gewasbeschermingsmiddelen die we gebruiken, het zwaar berijden van de gronden (verdichting) en misschien wel in de teeltrotatie. We telen nu 1 op 3 omdat we weinig problemen hebben met aardappelmoeheid, maar het zou niet gek zijn om eens te kijken naar een wijdere teeltrotatie. Alleen om dat soort dingen uit te proberen is er kennis nodig en moet het economisch rendabel gemaakt worden. Die kennis zouden we kunnen opdoen als we als experimenteel akkerbouwbedrijf worden aangemerkt.”
“Inwerken vergroot kans op opslag en hergroei”
En er zijn nog meer punten waar we tegenaanlopen: “Als ik gerooid aardappelland heb, dan hebben we een magnifieke plek – vlak – om strorijke mest vanuit de buurman zijn stal uit te rijden. Maar die mest willen wij niet inwerken, omdat de verliesknollen dan naar beneden worden gewerkt. En we hebben geen echte winters meer, dus dan wordt de kans op aardappelopslag en daarmee de kans op aardappelmoeheid, alleen maar groter. En dat willen we natuurlijk liever niet, dus blijven we met die mest zitten terwijl er genoeg grond beschikbaar is.”
Ecoploegen
Naast de strorijke mest wordt er nu al flink geëxperimenteerd binnen Ecolana, waarvan Mts. Van der Bos Weidenaar onderdeel uitmaakt: Niet-kerende grondbewerking (NKG) en ecoploegen. En met name die laatste wordt door Van der Bos Weidenaar als prima tussenvorm gezien nadat men zes jaar NKG heeft gedaan. “Dit voorjaar hebben we voor de tweede keer pootgoed op dat NKG-perceel staan. Over vorig jaar was ik niet helemaal tevreden, maar het heeft tijd nodig dus wellicht is het nu al veel beter. Toch menen we dat ecoploegen een prima tussenvorm is. In veel van onze eigen percelen is de structuur zo goed dat ik dat wel aandurf. We hebben nu op drie percelen met de ecoploeg een strook aangelegd om te kijken hoe de gewassen hierop reageren.”
“Organische stof bovenin houden”
Delphy begeleidt de Friese akkerbouwer gedurende dat proces. “Een Delphy-adviseur monitort van zaai tot oogst de knolzetting en groei voor ons, zodat we de teelteffecten van ecoploegen inzichtelijk krijgen. Want de voordelen qua energie, capaciteit en het ontzien van de bouwvoor zijn voor ons wel duidelijk. We zijn dan ook heel benieuwd wat ecoploegen met de bodemvruchtbaarheid gaat doen als de organische stof niet meer ‘zo ver weg’ wordt gestopt. We hebben nu tussen de twaalf en vijftien centimeter geploegd waardoor het bodemleven in de toplaag blijft. Maar alles heeft tijd nodig: de bodem moet zich stabiliseren, er moeten weer gangen in de grond komen en uiteindelijk zal het voor betere oogstresultaten moeten zorgen.”