In de bietenteelt zijn er diverse insecten die (grote) schade kunnen gaan veroorzaken. Het kan van nut zijn om te weten welke insecten u mogelijk in uw bietenpercelen heeft en hoe u deze kunt herkennen.
Daarom heeft Bayer een overzicht gemaakt zodat u hier mee aan de slag kunt gaan.
Vergelingsziekte
Vergelingsziekte wordt veroorzaakt door luizen die het bietenvergelingsvirus overdragen. Er zijn drie soorten: BYV (sterk vergelingsziekte), BMYV (zwak vergelingsziekte) en BChV (bietenchlorosevirus). Alle drie zorgen voor vergeling van het blad.
Herkenning: vergelingsziekte veroorzaakt eerst enkel geelgekleurd blad, later ook oranje-geel tot bruin. De ziekte kan zich over het hele veld uitbreiden.
Tijdstip controle: vanaf eind juni.
Groene perzikluis
De belangrijkste overbrenger van het vergelingsvirus is de groene perzikluis. Deze luis overleeft op koolsoorten, onkruidbieten en onkruiden (o.a. melde, muur en kruiskruid). De luis haalt het virus uit bietenkuilen, bietenopslag en onkruiden.
Herkenning: de groen tot lichtbruine, ca. 2 mm grote luizen zijn te vinden aan de onderkant van de bladeren.
Tijdstip controle: vanaf april.
Zwarte bonenluis
De zwarte bonenluis veroorzaakt zuigschade aan bieten waardoor de planten langzamam wegkwijnen. Brengt slechts in beperkte mate het vergelingsvirus over.
Herkenning: gedrongen en gekruld blad ('kroezen'), vooral in de hartbladeren. Aan de onderkant van het blad zitten zwarte luizen.
Tijdstrip controle: vanaf eind juni.
Bietenkever
Veroorzaakt kleine, ronde zwart verkleurde gaatjes in de wortel of stengel, later ook in het blad. Planten vallen vaak weg in het kiembladstadium. De bietenkever geeft vooral schade op klei- en lössgrond (niet op zandgrond).
Herkenning: een zeer klein, zwart kevertje van 1-1,5 mm groot. Vaak vroeg te vinden op resten van bieten (koppen, wortels) of gewasresten, maar ook op onkruiden (o.a. melganzenvoet).
Tijdstip controle: rond opkomst
Bietenvlieg
Larven (maden) veroorzaken mineergangen door het blad. Later drogen deze gangen uit en worden delen van het blad bruin en dor.
Herkenning: de bietenvlieg lijkt op de gewone huisvlieg. De afgezette, cilindervormige eieren (3-10 stuks) liggen strak naast elkaar aan de onderkant van het blad. Uitgekomen larven zijn vuilwit.
Tijdstip controle: vanaf mei.
Springstaarten
Springstaarten veroorzaken vreterij aan het zaad en onregelmatige, langgerekte vraat aan de kiemwortel. Bietenplantjes komen hier niet of sterk vervormd boven.
Herkenning: larven zijn 2 tot 3 mm groot en crème-wit van kleur. Komen vooral voor op humusrijke percelen, met name in Zuid-Limburg.
Tijdstip controle: rond de opkomst.
Emelten
Vreten aan wortelhals, bladeren en stengels van jonge bietenplantjes. Blad wordt soms meegetrokken in de grond.
Herkenning: 1-4 cm lang, pootloze larven van de langpootmug. Komen overal voor op (gescheurd) grasland.
Tijdstip controle: rond de opkomst.
Miljoenenpoten
Vreten aan zaad en wortels tot aan het 2- tot 4-bladstadium. De schade is meestal klein, met uitzondering van kleefaarde-percelen in Zuid-Limburg. Daar kan de schade ernstig zijn.
Herkenning: doorzichtig, 1-1,5 cm lang en heeft twee paar poten per segment (duizendpoot heeft één paar poten per segment).
Tijdstip controle: rond de opkomst.
Wortelduizendpoten
Veroorzaken langgerekte vraatplekken op de wortels. Planten komen daardoor niet op of kunnen wegvallen tot aan het 6- tot 8-bladstadium.
Herkenning: 5-7 mm lang, helder crème-wit van kleur. Meest actief op klei- en lössgronden met een losse structuur (niet op zandgrond).
Tijdstip controle: rond de opkomst.
Aardvlooien
Larven vreten kleine gaatjes in kiembladeren en in eerste echte bladeren van de bietenplant. De schade (die lijkt op die van springstaarten) is meestal niet groot.
Herkenning: kleine (1-2 mm), glanzende, springende kevertjes (vlooien). Vooral te vinden langs perceelsranden. Aardvlooien komen voornamelijk voor op zand- en dalgronden.
Tijdstip controle: rond de opkomst.
Ritnaalden
Bijten de worels van jonge (kiem)planten door. Hierdoor verwelken planten en gaan ze dood. Larven veroorzaken vooral schade vanaf tweede jaar na scheuren van grasland,.
Herkenning: ca. 2 cm lange, oranjekleurige larven van de kniptor.
Tijdstip controle: rond de opkomst.
Rupsen
Veroorzaken onregelmatige vreetgaten in de bladeren (vaak tussen de nerven). Soms spinsel zichtbaar aan de onderkant van het blad.
Herkenning: rupsen van de gamma-uil (nachtvlinder) veroorzaken de meeste schade in bieten. De rupsen zijn grijs-groen met overlangs een lichte streep en ca. 4 cm lang.
Tijdstip controle: vanaf april.
Tripsen
Veroorzaken vergroeiingen, met name bij jonge plantjes. Bladpunt en bladrand buigen naar beneden om. Blad wordt dik en bros, onderkant krijgt een zilverachtige kleur.
Herkenning: zeer klein en dun insect (ca. 1 mm). Verschuilt zich diep in de plant en laat daar kleine zwarte uit-werpselen achter. Trips komt alleen voor op kleigrond.
Tijdstip controle: vanaf april.
Wantsen
Veroozaken veel kleine gaatjes in het blad. Hierdoor vergelen bladtoppen en raken bladeren misvormd. Bij jonge planten kan meerkoppigheid ontstaan.
Herkenning: wantsen hebben een kenmerkend driehoekje op de rug. Schade blijft doorgaans klein (meestal in buurt van heggen, singels of bomen).
Tijdstip controle: vanaf april.
Schildpadtorren
Vreten aan jonge bietenplantjes, meestal beginnend aan de onderkant van het blad. Schade is vaak gering.
Herkenning: platte torretjes met het uiterlijk van een schildpad. De larven zijn lichtgroen en hebben een harig uiterlijk.
Tijdstip controle: vanaf april.
Toepassing insecticiden voor bovengrondse toepassing
Door middel van bladbespuiting kunnen bieten tegen de volgende insectenplagen beschermd worden.
Bron: Bayer