De tijd van het zaaien van groenbemesters breekt weer aan. Aan de hand van het rassenbulletin bladrammenas en gele mosterd kan bewust een ras gekozen worden.
Resistenties worden steeds belangrijker
De besmetting met het maïswortelknobbelaaltje Meloidogyne chitwoodi is een toenemend probleem op de lichtere gronden. Steeds meer rassen bladrammenas hebben resistentie tegen dit aaltje. Vooral bij vroege zaai (juli) is dit op besmette gronden van groot belang. In het rassenbulletin worden andere aspecten benoemd die van belang zijn bij de keuze.
Bladrammenas en gele mosterd
Bladrammenas en gele mosterd worden veel gebruikt als groenbemester op akkerbouwbedrijven waar suikerbieten een belangrijke plaats in het bouwplan innemen. De gewassen leveren een bijdrage aan het organische stofgehalte en leggen stikstof vast voor het volggewas. Bij de keuze tussen bladrammenas en gele mosterd is vooral de mogelijke zaaitijd van belang; gele mosterd kan later in het seizoen gezaaid worden dan bladrammenas.
Rassenbulletins
Vanaf de rassenbulletins 2011 worden voor het eerst resultaten gepubliceerd betreffende de resistentie van bladrammenasrassen tegen het maïswortelknobbelaaltje (Meloidogyne chitwoodi). Dit quarantaineorganisme met een groot aantal waardplanten komt steeds vaker voor. Het telen van een resistent ras komt minimaal overeen met zwarte braak. Rassen met deze resistentie hoeven voor opname op de rassenlijst geen resistentie te hebben tegen het witte bietencysteaaltje. Rassen worden apart voor dit onderzoek aangemeld en moeten gemiddeld over 2 laboratoriumproeven een voldoende resistentieniveau hebben. Bladrammenas en gele mosterd zijn waardplant voor bietencysteaaltjes. Rassen kunnen daarom alleen op de rassenlijst geplaatst worden als ze een bepaald resistentieniveau hebben tegen het witte bietencysteaaltje. Aan de hand van de resultaten van pottenproeven wordt deze resistentie ingedeeld in de klassen 70 tot 90% reductie (Pf/Pi-waarde 0,1 – 0,3) en meer dan 90% reductie (Pf/Pi < 0,1).
Zaaien
Naarmate vanaf augustus later wordt gezaaid, kan vanwege de afnemende bodemtemperatuur weinig bestrijding door lokking verwacht worden. Bij vroege zaai en hoge bodemtemperatuur kan een beperkte bestrijding verkregen worden. Vanaf 2014 wordt er geen onderzoek meer uitgevoerd met bladrammenas zaai in mei als lokgewas. De rassen die alleen in de tabel voorjaarszaai (lokgewas) stonden, zijn meegenomen in de beproeving stoppelzaai. In deze beproeving op zandgrond wordt de eigenschap hergroei na maaien sinds 2014 ook uitgevoerd. Bij de keuze van een ras is de snelheid van grondbedekking een belangrijk criterium omdat een ras met een hoge score een betere onkruidonderdrukking geeft. De score voor laatheid bloei is van belang in verband met het onderploegen. Een ras dat later bloeit (hoge score), geeft zodoende minder kans op opslag.
Rassenbulletin bladrammenas en gele mosterd (stoppelgewassen) 2019
Overzicht raseigenschappen bladrammenas gemiddeld over de jaren 2013 t/m 2018, onderzoek uitgevoerd op kleigrond in Flevoland, in Zeeland (t/m 2013) en op zandgrond in het zuidoosten (vanaf 2014). Hergroei op zandgrond t/m 2013 uitgevoerd bij zaai in mei, sinds 2014 bij zaai in juli
Overzicht raseigenschappen gele mosterd gemiddeld over de jaren 2013 t/m 2018, onderzoek uitgevoerd op kleigrond in Zeeland (t/m 2013) en in Flevoland en op zandgrond in het zuidoosten
Dit bulletin wordt gepubliceerd onder de verantwoordelijkheid van de CSAR (Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst).
Bron: Delphy