Het nieuwe middel Allstar heeft een prima werking op rhizoctonia en een welkome nevenwerking op zwarte spikkel en zilverschurft. Dat Allstar gemiddeld genomen niet of nauwelijks vertraging geeft bij de vertering van de moederknollen bestempelt Bert Westhoff als ‘mooi meegenomen’. Twee weken geleden liet een proefrooiïng de verschillen zien.
Dat Allstar weinig tot geen vertraging geeft bij de vertering van moederknollen kwam in 2017 bij toeval aan het licht. “Een van onze proefveldhouders belde om te vertellen dat hij de Allstar-strook al kon rooien terwijl de moederknollen op de rest van het perceel nog onvoldoende verrot waren”, vertelt Bert Westhoff, productspecialist akkerbouw bij BASF. “We zagen het later ook op andere proefvelden. Vanaf 2018 zijn we er speciaal op gaan monsteren en nodigen we de gewasbescherming specialisten en de pootgoedhandelshuizen uit om de resultaten vlak voor de oogst te bekijken.” Die bijeenkomst vond dit jaar medio augustus plaats op het pootgoedbedrijf van mts. Jansen in Rutten (Noordoostpolder) waar BASF een deel van de Allstar-proeven heeft liggen.
Mooie scores
In 2019 waren met Allstar behandelde knollen in 7 van de 10 gevallen verder verrot dan bij het referentiemiddel. Over alle rassen gemiddeld scheelde het een vol punt op een schaal van 1 tot 10. Het verschil in rotting met onbehandelde knollen was minimaal. In 2018 was Allstar bij 8 van de 10 rassen verder verrot dan bij de referentie. Mooie cijfers maar Westhoff blaast liever niet te hoog van de toren. “Het is mooi meegenomen, maar er zijn veel meer factoren die bepalen wanneer je kunt rooien. Ik vind het persoonlijk veel belangrijker dat Allstar goed werkt op rhizoctonia.” Dat laatste lijkt te lukken want in de 6 jaar dat BASF proeven doet met Allstar was het 5 keer beter dan het referentiemiddel.
Onderscheid in de markt
Behalve de goede werking op rhizoctonia en de nevenwerking op zwarte spikkel en zilverschurft heeft Allstar nog een aantal eigenschappen waarmee het middel zich volgens Westhoff onderscheidt in de markt. “De Allstar formulering is mooi zacht op de knol en daardoor bij uitstek geschikt voor een veurbehandeling. Je krijgt een mooie vlotte en gelijkmatige opkomst. Allstar is ook goed mengbaar met vloeibare meststoffen en geeft bij goed gebruik geen verstoppingen. En de meeste aardappeltelers vinden het ook wel prettig dat je er zo weinig van nodig hebt. Met 0,8 liter per hectare heb je niet zo veel te sjouwen en gebruik je maar weinig actieve stof. En dat is dan ook weer gunstig voor wie te maken heeft met Planet Proof.” De markt lijkt Westhoff gelijk te geven. Allstar had binnen twee jaar al een aanzienlijk deel van de markt voor rhizoctonia-middelen in handen. “En met hoofdzakelijk tevreden gebruikers”, besluit Westhoff.
“Alle zeilen bijzetten tegen rhizoctonia”
Je hoeft maatschap Jan en Wilco Jansen in Rutten niets te vertellen over de aanpak van rhizoctonia. Op de zeer lichte zavel (ca. 8% afslibbaar) en met een bouwplan met pootgoed en tulpen moeten zij alle zeilen bijzetten om de schimmel de baas te blijven. Veel van hun aandacht is gericht op een vlotte gewasontwikkeling. “We verbouwen ons pootgoed op bedden”, vertelt Jan. “Die houden het vocht langer vast.” Verder doen de Jansens veel om het pootgoed in goede conditie te brengen voor het planten. Wilco: “De poters krijgen altijd een warmtestoot en we storten het ook minimaal 1 keer om zodat er meer ogen loskomen.”
Ondanks al deze voorzorg is de inzet van chemie onmisbaar om het pootgoed te beschermen tegen rhizoctonia. “Klopt, zegt Jan, je moet op deze grondsoort eigenlijk zowel de knol als de grond behandelen. Sinds Allstar er is, gebruiken we dat middel voor de veurbehandeling. Bij de toedekschijven van de plantmachine spuiten we dan nog een tweede middel op de grond. Die aanpak bevalt ons goed.”
De maatschap heeft de proeven met Allstar op hun bedrijf sinds 2017 kunnen volgen. “Gemiddeld zien we dat het met Allstar behandelde pootgoed iets vlotter opkomt”, zegt Wilco. “Maar dit jaar was het effect iets minder sterk”, vult zijn vader aan. “De opkomst was iets minder gelijkmatig dan andere jaren. Maar dat zag je eigenlijk overal. Dat komt volgens mij door de hitte van vorig jaar. Dat heeft fysiologische verschillen tussen de knollen veroorzaakt.”
Bron: BASF