Het was maar een klein clubje pootgoedtelers dat naar Toldijk was gekomen voor de LTO Pootgoedbijeenkomst op dinsdagavond 10 december jl. Misschien had de champions league wedstrijd van Ajax tegen Valencia daar iets mee te maken. In elk geval was de intensiteit en openhartigheid tijdens de discussie over allerlei pootgoedzaken er niet minder om.
Het werd klip en klaar over het voetlicht gebracht: pootgoed produceren doe je om geld te verdienen. En allerlei extra maatregelen om de kwaliteit te borgen en te verbeteren kunnen alleen uit als daarvoor betaald wordt.
Ketenproject Pootgoedkwaliteit
Daar staat tegenover dat de pootgoedsector de laatste jaren goed heeft verdiend. Bovendien, zo stelde LTO Pootaardappelen werkgroepsvoorzitter Peter Berghuis, betalen consumptietelers een stevige prijs voor het pootgoed. Dan mag je ook verwachten dat het plantmateriaal het goed doet. Het was echter even schrikken, toen bleek dat uit het onderzoek van het ketenproject Pootgoedkwaliteit naar voren kwam dat in 8% van de uitplant bij de consumptietelers, er 5% of meer lege plekken voorkwamen. Die opkomstproblemen waren voor 40% te herleiden naar de uitgangskwaliteit van het pootgoed en voor 60% naar zaken die in het proces van de keten tot uitplant gebeuren.
De algemene teneur van de discussie was, dat er ruimte voor verbetering is. Maar toch moet je niet verwachten dat partijen zomaar afgekeurd mogen worden, omdat een stresstest laat zien dat een percentage knollen rot. Goed teeltmanagement kan een goede opbrengst realiseren, ook met minder sterke partijen. Er werd openhartig gefilosofeerd over kansen en mogelijkheden. Extra zorg voor kwaliteit kost geld en dat moet betaald worden. Het is echter ook zo dat er telers zijn, die wel die extra zorg voor kwaliteit bieden voor dezelfde marktprijs.
ATR- regeling
Avondvoorzitter Bert Sloetjes stelde in dit verband de ATR-regeling aan de orde. Die is voor eigen gebruik en een nacontrole is niet verplicht. Gezien de virusontwikkelingen de laatste jaren, zou het best te overwegen zijn om daar over na te denken. NVWA deskundige Bert Waterink stelde daar tegenover dat het pootgoedgebruik in ons land uniek is. Het stamt nog uit de tijd van de productschappen dat de regeling door de gezamenlijke aardappelsectoren werd opgesteld. De motivatie was, en is nog steeds, om de algehele kwaliteit op een hoger plan te brengen. De pootgoedteelt is in veel gebieden geschakeerd met de consumptieteelt.
In het belang van alle sectoren is de regelgeving over het gebruik van pootgoed opgesteld. Als dat niet was gebeurd, zou de regelgeving van de Europese Unie gelden en dat betekent dat telers altijd gebruik kunnen maken van farmers privilege materiaal. Het logische gevolg is dat de ziektedruk dan toeneemt, en dat is zeker ten nadele van de pootgoedsector. De zorg om kwaliteit op niveau te houden, wordt dan een stuk lastiger. Het is dan ook bepaald dat de professionele teelt van aardappelen in ons land alleen kan, gebruikmakend van gecertificeerd pootgoed of met eigen vermeerderd plantmateriaal volgens de ATR- of TBM-regeling.
Verdienmodel pootgoedsector
Voor het verdienmodel van de pootgoedsector is die nationale regeling nog niet zo gek. Maar dan is het wel begrijpelijk dat afnemers van pootgoed wel kwaliteit verwachten. Uit onvrede daarover is vier jaar geleden het initiatief van het ketenproject Pootgoedkwaliteit ontstaan. De resultaten geven inzicht om verbeterstappen te kunnen zetten. Financiering voor een vervolgtraject voor nog eens drie jaar is voorgelegd aan de BO Akkerbouw met een positief advies van de sectie Teelt. Want goede kwaliteit zonder nare verrassingen bij de uitplant, is goed voor het verdienmodel van de consumptietelers én pootgoedtelers.
Bron: LTO Noord – Jeroen Kloos